ENT Basis Deel A H1 Begrippen

H1 De assistent
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H1 De assistent

Slide 1 - Tekstslide

Doelen
- omschrijvingen kunnen geven of herkennen van de begrippen uit hoofdstuk 1. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat betekent beroepshouding?
A
Een onprofessionele houding
B
Een houding die hoort bij een beroep
C
Je gedraagt je hetzelfde als thuis
D
De manier hoe je er bij staat op werk

Slide 3 - Quizvraag

Ik houd me aan de werkregels.

Wat betekent 'startklaar'?
A
dat je bedrijfskleding thuis aan moet trekken
B
Dat je even de tijd moet nemen en moeite moet doen om te beginnen
C
dat je met regelmatig laat zien dat je je aan de basisregels houd
D
Dat je bij aankomst op het werk direct klaar bent om te beginnen

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent..?
collegialiteit
A
anticiperen, diversiteit
B
sociale controle op het werk
C
om hulp vragen
D
collega's helpen, wanneer dat nodig is

Slide 5 - Quizvraag

Wat is verantwoordelijkheid?
A
Je neemt vaak het initiatief
B
Je bent op tijd op je werk en doet alles wat je moet doen
C
Je voert taken, die je hoort te doen, zo goed mogelijk uit
D
Je zorgt dat iedereen goed met elkaar kan opschieten

Slide 6 - Quizvraag

Representatief:
A
iets wat een goede afspiegeling is
B
iets wat raar is, geen goede vertoning
C
als je een volksvertegen-woordiger bent
D
je past je kleding, uiterlijk en gedrag aan, aan de uitstraling van het bedrijf

Slide 7 - Quizvraag

Wat is bedrijfskleding?
A
een overal dragen
B
zorg voor je kleding, dus zelf wassen en strijken
C
zorgen dat je kleren niet kapot gaan
D
kleding die binnen het bedrijf gedragen wordt door medewerkers

Slide 8 - Quizvraag

Op welke foto zie je bedrijfskleding uit de horeca?
A
B
C
D

Slide 9 - Quizvraag

Waarom is bedrijfskleding vooral belangrijk?
vooral
A
Om er mooi uit te zien
B
Zo ben je allemaal hetzelfde
C
Je kan het heet wassen
D
soms uit voorzorg: hygiëne en veiligheid

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een afspraak?
A
iets wat je zeker weet
B
overeenkomst tussen twee of meer personen
C
iets wat je soms moet doen
D
volgens de regel die je hebt gemaakt

Slide 11 - Quizvraag

instructie
A
manier om je doel te bereiken, tactiek
B
uitleg in stappen hoe je iets moet doen/ uitvoeren
C
hindernis, iets dat in de weg zit, je belemmert
D
voorwerp, ding

Slide 12 - Quizvraag