oefentoets hst6 3HV

oefentoets
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een juist voorbeeld van een collectief goed?
A
de straatverlichting
B
een auto
C
een potlood
D
het onderwijs

Slide 2 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een positief extern effect van betaald voetbal

Slide 3 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een negatief extern effect van betaald voetbal

Slide 4 - Open vraag

Voor wie geld een CAO?
A
iedereen binnen een bedrijfstak
B
alle werknemers van NL
C
iedereen van een bepaald bedrijf

Slide 5 - Quizvraag

Als er een cao is hoef je geen individuele arbeidsovereenkomst te hebben.
A
klopt
B
klopt niet

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt er niet in de CAO geregeld.
A
loon
B
proeftijd
C
werktijden
D
auto van de zaak

Slide 7 - Quizvraag

CAO en Arbeidscontract zijn hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat doet een vakbond?
A
Komt op voor de belangen van werknemers
B
Komt op voor de belangen van werkgevers
C
Komt op voor belangen van werknemers; onderhandelt met werkgevers over CAO en voorwaarden.
D
Komt op voor belangen van werkgevers; onderhandelt met werkgevers over de CAO en voorwaarden

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer het lidmaatschap van een vakbond verplicht zou zijn...

I kunnen vakbondsleden niet meer voorgetrokken worden tegenover niet-vakbondsleden.

II zijn er in ieder geval geen free riders meer.
A
Bewering I is juist, bewering II is onjuist
B
Beide bewerkingen onjuist
C
Beide bewerking juist
D
Bewering I is onjuist, bewering II is juist

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer heeft de vakbond meer macht om hogere lonen te eisen?
A
Ruime arbeidsmarkt (meer aanbod aan arbeid dan vraag)
B
Krappe arbeidsmarkt (meer vraag naar arbeid dan aanbod)

Slide 11 - Quizvraag

een voorbeeld van een Vakbond is
A
Pvda
B
Bornego College
C
VNONCW
D
CNV

Slide 12 - Quizvraag

Welke stelling over quasi-collectieve goederen klopt?
A
Voor een quasi-collectief goed hoef je niet te betalen
B
bij een quasi-collectief goed kun je vragers uitsluiten.
C
quasi-collectieve goederen kunnen alleen door de overheid geleverd worden

Slide 13 - Quizvraag

De overheid geeft veel geld uit aan collectieve goederen. Voor wie zijn de collectieve goederen bestemd?
A
burgers
B
ambtenaren
C
rijksoverheid
D
rijk, provincie, gemeente

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van collectieve goederen?
A
komen alleen tot stand door collectieve dwang
B
men kan een individuele prijs vragen
C
niet-uitsluitbaar
D
niet-rivaliseren

Slide 15 - Quizvraag


Van collectieve goederen kunnen alle burgers gebruik maken
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

In welk rijtje staan alleen collectieve goederen?
A
lantaarnpalen, politie, ziekenhuizen
B
lantaarnpalen, brandweer, onderwijs
C
lantaarnpalen, onderwijs, wegen
D
lantaarnpalen, rechtspraak, paspoort

Slide 17 - Quizvraag

En de overheid is...
A
De particuliere sector
B
De collectieve sector

Slide 18 - Quizvraag

Onder de 'overige inkomsten' van de overheid vallen o.a.:
A
aardgasbaten en dividendbelasting
B
aardgasbaten en accijns
C
aardgasbaten en boetes
D
aardgasbaten en kansspelbelasting

Slide 19 - Quizvraag

Jan is docent, hij is geen lid van een vakbond. Er zijn wijzigingen in het CAO waardoor Jan ineens recht heeft op het doen van een studie van uit school en gaat hiervoor. Is hier spraken van meeliftgedrag?
A
Nee, vakbonden zijn er voor iedereen
B
Ja, Jan is geen lid van een vakbond maar krijgt nu wel een studie
C
Nee, dit is afgesproken voor heel Nederland
D
Ja, Jan heeft zelf niet onderhandeld.

Slide 20 - Quizvraag

Is hier sprake van een gevangendilemma?
A
Nee. De uitkomst is optimaal
B
Nee. Er is sprake van korting
C
Ja. Want er is sprake van een supoptimaal evenwicht
D
Ja. Want ze hebben beiden een dominante strategie

Slide 21 - Quizvraag

Albert Heijn kondigde, tijdens een ‘prijzenoorlog’ bij de supermarkten, een prijsverlaging van zijn producten aan. Later constateerde Albert Heijn dat, ondanks de lagere prijzen, de omzet gelijk was gebleven aan het voorgaande jaar.
De afzet van Albert Heijn is in deze periode:
A
gedaald
B
gelijk gebleven
C
gestegen

Slide 22 - Quizvraag

Wat doet Jumbo als AH een prijzenoorlog start
A
Wel een prijzenoorlog
B
Geen prijzenoorlog

Slide 23 - Quizvraag