6. SO - muy en mucho

  • Je maakt het SO met pen
  • Alleen benodigdheden voor het SO liggen op je tafel
  • Schrijf eerst je naam en achternaam op. 
  • Zet 'm op jullie kunnen het! 


Klaar? 
Controleer of je alle vragen en je naam hebt ingevuld. 
Je mag nu in stilte werken aan een ander vak. 
                            (niet op je iPad)
¡Buenos días a todos!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

  • Je maakt het SO met pen
  • Alleen benodigdheden voor het SO liggen op je tafel
  • Schrijf eerst je naam en achternaam op. 
  • Zet 'm op jullie kunnen het! 


Klaar? 
Controleer of je alle vragen en je naam hebt ingevuld. 
Je mag nu in stilte werken aan een ander vak. 
                            (niet op je iPad)
¡Buenos días a todos!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

muy
mucho
erg / heel
veel
bij een werkwoord verandert
 mucho niet:
mucho
bij een zelfstandig naamwoord verandert mucho wel:
mucho/mucha/muchos/muchas
Yo estudio mucho el español
Tengo muchos libros.
La iglesia es muy antigua.
De kerk is erg oud.
La casa es muy pequeña.
Het huis is heel klein.

Slide 3 - Tekstslide

¿Muy, mucho, mucha, muchos, muchas?
Por ejemplo: En mi ciudad hay _________ iglesias.




uitleg
1. Wat betekent de zin? In mijn stad zijn er veel kerken
2. Veel = mucho
3. Werkwoord of zelfstandig naamwoord?
Waar zegt 'veel' iets over? Kerken (zelfstandig naamwoord).
iglesias = vrouwelijk meervoud = MUCHAS

Slide 4 - Tekstslide

¿Muy, mucho, mucha, muchos, muchas?
1. La gente come ____________ . 
2. Helmond es un ciudad ____________ bonito. 
3. En mi barrio hay ____________ supermercados.
4. El museo es _____________ interesante. 

1. mucho (veel=werkwoord)
2. muy (erg/heel)
3. muchos (veel/zelfstandig naamwoord meervoud)
4. muy (erg/heel)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Vul woordenlijst 4.1 in je leefboek in. Gebruik daarbij het groene
kader met de zinnen om iets te vragen of om te reageren 
(zie volgende pagina) 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Zeg in het Spaans:

"Pardon (u), waar is er een supermarkt?

Slide 10 - Open vraag

Zeg in het Spaans:

"Pardon (u), waar is de apotheek?

Slide 11 - Open vraag

Zeg in het Spaans:

"Weet je waar de boekwinkel is?

Slide 12 - Open vraag

Zeg in het Spaans:

"Ik weet het niet, het spijt me. "


Slide 13 - Open vraag

¡ Vamos a hablar!

Vraag aan een klasgenoot of de woorden uit woordenljist 1.3 in zijn/haar woonplaats te vinden zijn. Vraag vervolgens waar ze te vinden zijn.

Por ejemplo
¿Hay una farmacia en Aarle Rixtel? Sí, hay una farmacia en Aarle Rixtel.
¿Dónde está la farmacia? La farmacia está cerca de la iglesia. 

Slide 14 - Tekstslide

*De onregelmatige vormen van de gebiedende wijs hoef je nog niet te kennen!
Het werkwoord seguir leer je wel.
*

Slide 15 - Tekstslide

gebiedende wijs
alleen de regelmatige benhalve seguir

Slide 16 - Tekstslide