3.5 multipele / letale / gekoppeld

3.5 - 'speciale' overerving
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

3.5 - 'speciale' overerving

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

kennisversterker biologie
donderdag het 7e uur (start is 13.00)

VERPLICHT voor mensen met een cijfer lager dan 5,5 
STERK AANGERADEN voor mensen met een cijfer < 6

verder is iedereen welkom

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
3.5 speciale vormen van overerving
* je kunt kruisingsschema maken voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen
* je kunt uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden bij deze kruisingen
* je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lesdoelen
* je hebt geoefend met multipele allelen
* je hebt geoefend met letale factoren
* je hebt gezien hoe gekoppelde factoren werken
* je weet hoe mitochondriaal DNA werkt

* je hebt je vragen over 3.4 en 3.5 gesteld!




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Bij bloedgroepen heb je meerdere allelen die tegelijk tot uiting kunnen komen. Hoe noem je dat?
A
codominant
B
incomplete dominantie
C
intermediair

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een man met bloedgroep O en een vrouw met bloedgroep AB krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat het kind bloedgroep AB heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de allelen van ouders in.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het schema in.
i
i
IA
IB

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aantal vakjes = 4
i
i
IA
IAi
IAi
IB
IBi
IBi

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aantal vakjes IAIB = ...
i
i
IA
IAi
IAi
IB
IBi
IBi

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aan de slag - in stilte!
1) Lees paragraaf 3.5.

2) Maak de opdrachten. Noteer wat je niet snapt.


timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De ouders van Bert hebben bloedgroep A en B; Bert heeft bloedgroep B. De ouders van Anneke hebben bloedgroep A en 0; Anneke heeft bloedgroep A. Bert en Anneke trouwen en krijgen samen een kind. Hoe groot is de kans dat hun kind bloedgroep B heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 15 - Quizvraag

Bert heeft bloedgroep B, dat betekent dat de ouder met bloedgroep A heterozygoot IAi moet zijn (anders had Bert wel een allel A gehad). Bert heeft het allel i geërfd van deze ouder, en heeft dus genotype IB i. Anneke heeft van de bloedgroep 0-ouder zeker i geërfd, van de andere ouder IA. Het gaat dus om deze kruising: IBi x IAi:

De kans op een bloedgroep B kind is dus 25%, IBi namelijk.

Slide 16 - Link

Deze slide heeft geen instructies

letale factoren
Een allel dat voor een homozygoot (dominant/recessief) organisme dodelijk is.

K = kuif
k = kuifloos

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe herken je bij een opgave/toets dat je te maken hebt met een letale factor?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De manx is een staartloze kat. De eigenschap staartloos is het gevolg van het dominante gen A. Voor fokkers van dit ras doet zich het volgende probleem voor: homozygoot staartloze jongen zijn niet levensvatbaar. Ze sterven voor de geboorte. Het genotype van een levende staartloze kat is Aa.
Hoe groot is de kans op levende staartloze katten bij een kruising tussen 2 staartloze katten?
A
100 %
B
50 %
C
67 %
D
75 %

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de allelen van ouders in.
A = ?                        a = ?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul de allelen van ouders in.
A = staartloos                      a = met staart

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het schema in.
A
a
 
  A
  
  a

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

aantal vakjes = 3!!
A
a

A

AA


Aa

a

Aa

aa

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vakjes staartloos, levend = ...
A
a

A

AA


Aa

a

Aa

aa

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ongekoppeld = de genen liggen op 
verschillende chromosomen
           

  1. Verhouding fenotypen?               
  •         9 : 3 : 3 : 1                                

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

gekoppeld = de genen liggen op 
hetzelfde chromosoom
  1. Genotype P? 


  2. Genotype F1 


  3. Genotype F2? 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mitochondriaal
DNA
mitochrondriën waren
ooit eens losse bacteriën!

Ze hebben dan ook hun eigen DNA.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mitochondriaal
DNA
Alleen de kern van de spermacel komt in de eicel terecht.

Je krijgt je mitochondriën dan ook van je moeder. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TO DO * uitlegfilm kijken
- wat betekent het als een kruising X-chromosomaal is?
(niet opgepikt tijdens het filmpje? lees blz. 147 in je boek)

- hoe noteer je een X-chromosomale kruising?
De 'genen' zijn X of Y, de allelen grote of kleine letters in superscript
bijv.        XKXk     1) Deze vrouw is heterozygoot. 
                                    Hoe noem je iemand met zo'n genotype? 
                 Xk      2) Wat kan je zeggen over het fenotype van deze persoon?

                   

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BEGRIPPENLIJST 3.5
multipele allelen
letale factoren
gekoppelde genen
gekoppelde overerving
onafhankelijke overerving
mitochondriaal DNA
Waar ben je mee bezig dit uur?
* stencils voor dossier
* begrippenlijst
* uitlegfilmpjes kijken via mobiel (met koptelefoon) → ELO
* 3.5: opdracht 54, 55, 57, 58, 60 

groepstoets heel H3: 14 februari

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Link

Deze slide heeft geen instructies

TO DO
* begrippenlijst 3.4 en 3.5 
- alle blauwe woorden + uitleg en/of tekening ter illustratie 
- komt in dossier
- 1 per groep (dus verdeel de woorden!) 
* 3.5: opdracht 54, 55, 57, 58, 60  maken
* oefenopgaven maken eerst maken, dan nakijkmodel halen, dan inleveren (voor in het dossier)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies