Capitulum tertium

Cap 3          
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Cap 3          

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Naamvallen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De naamval die je gebruikt voor het onderwerp heet
A
nominativus
B
genetivus
C
accusativus

Slide 7 - Quizvraag

de nominativus van een mannelijk woord eindigt op
A
-a
B
-us
C
-um

Slide 8 - Quizvraag

de nominativus van een vrouwelijk woord eindigt op
A
-a
B
-us
C
-um

Slide 9 - Quizvraag

de nominativus van een onzijdig woord eindigt op
A
-a
B
-us
C
-um

Slide 10 - Quizvraag

de nominativus gebruik je voor
A
het lijdend voorwerp
B
'van'
C
het onderwerp
D
het meewerkend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Op dit plaatje is Quintus (bruin haar)
A
het onderwerp
B
het lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Op dit plaatje is Marcus (zwart haar)
A
het onderwerp
B
het lijdend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

de juiste zin is dus
A
Marcus pulsat Quintum
B
Quintus pulsat Marcum

Slide 16 - Quizvraag

op welke letter eindigt een woord als het lijdend voorwerp is?

Slide 17 - Open vraag

Quintus (bruin haar) videt
A
Iulia et Marcus
B
Iuliam et Marcus
C
Iulia et Marcum
D
Iuliam et Marcum

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is correct?
A
Marcum pulsat Iulia
B
Marcus pulsat Iulia
C
Marcus pulsat Iuliam
D
Iulia pulsat Marcum

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin over Quintus en vader Iulius is correct?
A
Quintus Iulius vocat
B
Quintum Iulius vocat
C
Iulius Quintum vocat
D
Quintus Iulium vocat

Slide 20 - Quizvraag

Twee zinnen zijn goed. Welke?
A
Marcus audit Iuliam
B
Quintus videt Iuliam
C
Quintus non videt Marcum
D
Iulia videt Quintum

Slide 21 - Quizvraag

Marcus Quintum pulsat
Quintus Marcum pulsat
Iuliam Marcus pulsat

Slide 22 - Sleepvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Quintus vocat
A
Iulius
B
Iulium

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

R 23-47
Pak ze erbij

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

het woordje 'eam' (27) staat in de accusativus
ja
nee

Slide 31 - Poll

het woordje 'eum' (43) staat in de nominativus
ja
nee

Slide 32 - Poll

de woorden 'te' en 'me' (38) staan in de accusativus
ja
nee

Slide 33 - Poll

woordkennis

Slide 34 - Tekstslide

verberat
A
hij/zij lacht
B
hij/zij huilt
C
hij/zij geeft een pak slaag
D
hij/zij slaapt

Slide 35 - Quizvraag

dormit
A
hij/zij lacht
B
hij/zij huilt
C
hij/zij geeft een pak slaag
D
hij/zij slaapt

Slide 36 - Quizvraag

ridet
A
hij/zij lacht
B
hij/zij huilt
C
hij/zij geeft een pak slaag
D
hij/zij slaapt

Slide 37 - Quizvraag

Quis est iratus?
A
Iulia
B
Marcus
C
Quintus

Slide 38 - Quizvraag

Quis plorat?
A
Iulia
B
Marcus
C
Quintus

Slide 39 - Quizvraag

Quis ridet?
A
Iulia
B
Marcus
C
Quintus

Slide 40 - Quizvraag

Marcus laetus est
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

Iulia irata est
A
ja
B
nee

Slide 42 - Quizvraag

Iulia ........
A
ridet
B
plorat
C
dormit
D
cantat

Slide 43 - Quizvraag

Puer quem Quintus pulsat, Marcus est
Wie slaat?
A
Quintus
B
Marcus

Slide 44 - Quizvraag

Puella quam Marcus pulsat, Iulia est
Wie slaat?
A
Iulia
B
Marcus

Slide 45 - Quizvraag

quem of quam is altijd
A
nominativus
B
accusativus

Slide 46 - Quizvraag

KLAAR!

Slide 47 - Tekstslide