V2 les 6 periode 4

Español V2 clase 6 periodo 4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Español V2 clase 6 periodo 4

Slide 1 - Tekstslide


1
2
3
4
5
6
7

Slide 2 - Poll

¿Qué tal lo pasaste en París?
Fenomenal, horrible, muy bien, regular, etc.

Slide 3 - Open vraag

¿QUÉ TIEMPO HACE HOY?
AYUDA

Slide 4 - Open vraag

Programa:
  1. Repaso del vocabulario.
  2. Repaso verbos reflexivos (wederkerende werkwoorden).
  3. Ejercicios Compañeros 

Slide 5 - Tekstslide

Vamos a jugar Bloket!

Slide 6 - Tekstslide

Verbos Reflexivos
wederkerende werkwoorden


Slide 7 - Tekstslide

Hoe herken je een wederkerend werkwoord in het Spaans?
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

afeitarse
A
B

Slide 9 - Quizvraag

vestirse
A
B

Slide 10 - Quizvraag

acostarse
A
B

Slide 11 - Quizvraag

ducharse
A
B
C

Slide 12 - Quizvraag

VERBOS REFLEXIVOS
wederkerende werkwoorden eindigen altijd op -se
Om ze te vervoegen haal je -se eraf en dan hou je een werkwoord over dat eindigt op -ar/-er of -ir
bijvoorbeeld: lavarse = zich wassen

Slide 13 - Tekstslide

Verbos reflexivos

Slide 14 - Tekstslide

Verbos reflexivos: regulares
  1. ducharse (douchen)
  2. levantarse (opstaan)
  3. lavarse (zich wassen)
  4. afeitarse (zich scheren)
  5. quedarse (blijven/verblijven)
  6. bañarse (baden - ook in zee of in een zwembad: voorbeeld: Yo me baño en el mar). 

Slide 15 - Tekstslide

Verbos reflexivos: irregulares
  1. sentarse (ie): zitten
  2. acostarse (ue): naar bed gaan
  3. vestirse (i): zich aankleden
  4. despertarse (ie): wakker worden
  5. ponerse (onregelmatige eerste persoon PONGO, daarna regelmatig: aantrekken 

Slide 16 - Tekstslide

Verbos reflexivos

Slide 17 - Tekstslide

Verbos reflexivos
nos levantamos
me ducho
os llamáis 
se despierta
te lavas
me visto
se llama
se quedan

Slide 18 - Tekstslide

Compañeros: afmaken 
- TB Blz. 74 oefening 1 t/m 3​

WB Blz. 48 oefening 2​
WB blz. 50 oefening 2 (let op! Desayunar betekent ontbijten en het is een regelmatig werkwoord!)​
WB Blz. 51 oefening 6​






Slide 19 - Tekstslide