V2 Kapitel 3+4 herhalen en luisteren

• Duits
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 2

Dienstag 18. Januar 2022

Winter - Woche 3

Herzlich Willkommen 

Was machen wir heute?

• Wir hören wieder (proben für Hörprüfung).
• Wir machen ein Wiederholung-Wettkampf
  
• Abschluß

GOOI JE GEKLEURDE PAPIERTJE NIET WEG - dat heb je aan het eind nog nodig.

Lesdoelen

• Eind het eind van de les heb je geoefend op je Duitse luistervaardigheid.
• Aan het eind van deze les weet je waar je nog aan moet werken voor de toets van morgen.

Richtig oder Falsch

1 Het is de eerste keer dat Mahdi zijn verjaardag viert.

2 Mahdi heeft vijftig cadeaus gekregen.

3 Mahdi heeft in Duitsland leren fietsen en zwemmen.

4 Mahdi vindt het makkelijk om talen te leren.

5 Bij Mahdi eet de hele familie samen.

6 Mahdi vindt het eten bij Karim thuis lekker.

Antworte

1 R

2 F

3 R

4 F

5 R

6 R

Wiederholungs-Wettkampf

- 

Regels

3 rondes van ca. 6 minuten, elke keer doorschuiven. 

- woordenschat!

- keuzeopdracht kapitel 3: der / die / das OF meervoud maken

- keuzeopdracht kapitel 4: zwakke werkwoorden vervoegen OF voltooid deelwoorden beoordelen en corrigeren.

Ik kom langs om de woordenschat oefening te controleren. De rest kijken we na afloop na.

HULPMIDDEL: 1 boek per tafel. 

Und jetzt...

Voltooid deel-woorden

DER

DIE 

of

DAS

1. gehst

2. wohne

3. gehen

4. antwortest

5. kommst

6. komme

7. sitzen

8. heißt

9. heiße

10. wohnen

11. redet

12. schreibe

13. singst

14. gehe

15. finde

16. machen

17. spiele

18. arbeitet

19. arbeiten

20. finde

21. vermischen

22. braucht

23. wünscht

24. hole

25. sagst

26. sitzt

27. gehe

28. heißt

29. macht

30. spielt

31. streichelt

32. tut

33. spielen

34. schwimmt

35. fixe

36. Gehst

37. lieben

38. streichele

39. machen

40. redet.

41. heißen

42. wohnen

43. macht

44.fressen

45. laufen

46. liebe

47. besuchen

48. wünsche

49. arbeitest

50. schwimmst

51. streichelt

52. füttere

53. putzt

54. fragst

55. versorgen

56. wartest

57. schwimmt

58. lebst

59. rede

60. schreiben / schreibt

61. gehen

62. kommen

63. esse

64. gebst

65. finde

66. kocht

67. lerne

68. fliegt

69. singen

70. schickst

71. reitet

72. fresst

73. versorgt

74. besucht

75. liefert

 76. benutzt

 77. reist.

 78. vermischt

79. spaziert. 

80. reist

 .

 

1) die Regale

2) die Hefte

3) die Bälle

4) die Sonnen

5) die Direktorinnen

6) die Scheren

7) die Brote

8) die Teller

9) die Löffel

10) die Flaschen

11) die Suppen

12) die Tassen

13) die Schnitzel

14) die Tiere

15) die Zähne

16) die Wölfe

17) die Kaninchen

18) die Pferde

19) die Schlangen

20) die Schafe

17) die Kaninchen

18) die Pferde

19) die Schlangen

20) die Schafe

21) die Schildkröten

22) die Onkel

23) die Handys

24) die Katzen

25) die Hamster

26) die Omas

27) die Supermärkte

28) die Handys

29) die Meerschweinchen

30) die Kaninchen

31) die Karotten

32) die Computer

33) die Taxis

34) die Zimmer

35) die Lehrer

36) die Söhne

37) die Schwestern

38) die Stundenpläne

39) die Niederländerinnen

40) die Wagen

41) die Autos

42) die Fahrzeuge

43) der Gasthöfe

44) die Lehrerinnen

45) die Zeugnissen

46) die Kaffees

47) die Tanten

48) die Schulen

49) die Kugelschreiber

50) die Gummis

51) die Taschen

52) die Gänge

53) die Gesetze

54) die Spinnen

55) die Lampen

56) die Sprudel

57) die Maschinen

58) die Verfasser

59) die Mädchen

60) die Lehrerinnen

61) die Haustiere

62) die Opas

Habt ihr noch Fragen?

Lesdoelen

• Eind het eind van de les heb je geoefend op je Duitse luistervaardigheid.
  
• Aan het eind van deze les weet je waar je nog aan moet werken voor de toets van morgen.

schrijf op je gekleurde papiertje

Wat vond je van deze manier van herhalen van de leerstof? 

1 = niet nuttig / 2 = ok / 3 = nuttig

Schrijf op wat je geleerd hebt ( tenminste 1 ding).

LEVER IN BIJ DE DOCENT

DANKE SCHÖN