veranderingen
1 / 24
Lesduur is: 11 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Waardoor ging het in de jaren vijftig beter met de Nederlandse economie?
A
Door de Marshallhulp van de V.S.
B
Omdat iedereen zuinig aan deed.
C
Door de samenwerking in Nederland.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.
Slide 2 - Quizvraag
Het geloof speelde in de jaren vijftig in de meeste gezinnen een belangrijke rol.
A
waar
B
niet waar
Slide 3 - Quizvraag
De Nederlandse minister-president in de jaren vijftig was:
A
Ruys de Beerenbrouck
B
Pieter Gebrandy
C
Willem Drees
D
Koningin Juliana
Slide 4 - Quizvraag
Wat gebeurde er in de jaren vijftig en zestig van de vorig eeuw?
A
De welvaart nam toe
B
De welvaart nam af
C
Er kwam kleur op de tv
D
Oprichting van Dolla Mina
Slide 5 - Quizvraag
Wat kon absoluut niet in de jaren vijftig?
A
Twee mannen die relatie krijgen
B
Als socialist kijken naar de VARA
C
Als liberaal op openbare school zitten
D
Als protestant op school met de bijbel zitten
Slide 6 - Quizvraag
Wat is GEEN kenmerk van de jaren vijftig?
A
Op zondag ging je naar de kerk.
B
Luxegoederen en vakanties waren nog lang niet voor iedereen.
C
Seks was niet langer taboe.
D
Mensen spaarden en kochten alleen iets nieuws als het nodig was.
Slide 7 - Quizvraag
Welke opvatting over seksualiteit in de jaren vijftig is NIET juist?
A
Seks was bedoeld om kinderen te krijgen en niet voor je plezier.
B
Het aanschaffen van voorbehoedsmiddelen was erg makkelijk.
C
Over seks werd bijna niet gesproken.
D
De omgang tussen jongens en meisjes werd streng in de gaten gehouden.
Slide 8 - Quizvraag
Welke belangrijke veranderingen vonden plaats in de jaren vijftig en zestig?
A
Het aantal jongeren dat naar de kerk ging, nam toe.
B
De consumptiemaatschappij werd steeds minder belangrijk.
C
De nozems en de hippies startten nieuwe politieke partijen.
D
De gezagsverhoudingen veranderden door individualisering.
Slide 9 - Quizvraag
Bij Sociale Controle:
A
Letten mensen op hoe je je gedraagt
B
Controleren mensen elkaars waarden
C
Verdedigt iedereen zijn belangen
D
Gaat het vooral om het afleren van aangeboren eigenschappen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is verzuiling?
Verzuiling.
A
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van levensbeschouwing.
B
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van godsdiensten.
C
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van leeftijd.
D
De samenleving wordt ingedeeld
op basis van geslacht.
Slide 11 - Quizvraag
Hoeveel zuilen zijn er?
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 12 - Quizvraag
Wat was geen zuil?
A
Liberale zuil
B
Christelijke zuil
C
Protestantse zuil
D
Socialistische zuil
Slide 13 - Quizvraag
De tekenaar is een ... van de verzuiling.
A
tegenstander
B
voorstander
C
geen van beiden
Slide 14 - Quizvraag
Wat is de tekenaar van verzuiling?
A
Tegenstander
B
Voorstander
Slide 15 - Quizvraag
Na de Tweede Wereldoorlog mislukte de Doorbraak, want:
A
Er was te weinig geld voor
B
De infrastructuur in Nederland was onder de maat
C
Er werd vanuit de elite van de zuilen tegen geadviseerd
D
De mensen hadden nog te weinig scholing gehad hiervoor
Slide 16 - Quizvraag
Waaruit bleek dat de doorbraak was mislukt?
A
De PvdA werd bij de eerste naoorlogse verkiezingen de grootste partij
B
Er kwam één nationale omroep
C
Op de televisie kregen de NCRV, de VARA, de AVRO en de KRO aparte zendtijd
D
Nog maar weinig katholieken stemden op de KVP
Slide 17 - Quizvraag
Op deze foto uit 1951 zie je een pastoor op huisbezoek. Bij welke zuil hoort deze afbeelding?
A
De katholieke zuil
B
De socialistische zuil
C
De liberale zuil
D
De protestante zuil
Slide 18 - Quizvraag
Een vraag over hoofdstuk 6 Cultuur en mentaliteit na 1945.
Hieronder staan drie politieke partijen. Bij welke zuil hoort elke partij?
1. ARP
2. SDAP
3. RKSP (zie plaatje)
Hieronder staan drie politieke partijen. Bij welke zuil hoort elke partij?
1. ARP
2. SDAP
3. RKSP (zie plaatje)
A
1. protestante zuil, 2. socialistische zuil, 3. katholieke zuil.
B
1. socialistische zuil, 2. protestante zuil, 3. katholieke zuil.
C
1. protestante zuil, 2. katholieke zuil, 3. socialistische zuil.
D
1. katholieke zuil, 2. socialistische zuil, 3. protestante zuil.
Slide 19 - Quizvraag
Bij welk van de vier zuilen hoort/hoorde de KRO?
A
Protestante Zuil
B
Liberale Zuil
C
Katholieke Zuil
D
Socialistische Zuil
Slide 20 - Quizvraag
Welke zuil wilde vooral opkomen voor de rechten van werknemers?
A
Protestantse zuil
B
Katholieke zuil
C
Socialistische zuil
D
Liberale zuil
Slide 21 - Quizvraag
Welk antwoord is fout?
A
Protestantse zuil
B
Socialistische zuil
C
Katholieke zuil
D
Populistische zuil
Slide 22 - Quizvraag
Deze vraag gaat over Nederland tijdens het interbellum.
Bekijk eerst de prent.
Was de tekenaar een voorstander of tegenstander van de verzuiling?
Bekijk eerst de prent.
Was de tekenaar een voorstander of tegenstander van de verzuiling?
A
Hij was een tegenstander, want hij vond de katholieke zuil in verhouding te groot.
B
Hij was een tegenstander, want hij vond de verzuiling veel te ver gaan.
C
Hij was een voorstander, want hij hoorde bij de rooms-katholieke zuil.
D
Hij was een voorstander, want hij vond de verdeling in zuilen wel praktisch.
Slide 23 - Quizvraag
Bij welke zuil hoorden in het verleden mensen die als arbeiders werden gezien.
A
katholieke zuil
B
protestantse zuil
C
liberale zuil
D
socialistische zuil
