3H wk4 26 jan 2021 - mondeling en sterke ww e en a

Verwachtingen en succescriteria: 26 januari 2021
Na deze les: 
  1. Weet je wat er bij het mondeling van je verwacht wordt
  2. Weet je (bijna) alles over de e/i wissel en de a/ä wissel in sterke werkwoorden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Verwachtingen en succescriteria: 26 januari 2021
Na deze les: 
  1. Weet je wat er bij het mondeling van je verwacht wordt
  2. Weet je (bijna) alles over de e/i wissel en de a/ä wissel in sterke werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Mondeling
  1. Bekijk de opdracht die op itslearning staat
  2. Er zijn 4 themas waar je over gaat praten in ongeveer 5 minuten: jezelf (incl hobbys, schoolvakken, enz), kleding, een foto beschrijven, het weer(bericht)
  3.  je doet het alleen
  4. Je moet je inschrijven en mag zelf kiezen welke datum, 6 per les, inschrijving is open vanaf 26 januari (Vandaag!) 15.00 tot 29 januari 16.00 uur

Slide 2 - Tekstslide

Sterke werkwoorden in het Duits
Sterke werkwoorden met een
-a- of een -e- in de stam
S. 90/91

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de goede vervoeging?
Du
A
fahrst
B
fährt
C
fährest
D
fährst

Slide 7 - Quizvraag

Vul de goede vervoeging in.
Er
A
fallt
B
fält
C
fällt
D
vällt

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vervoeging in:
Usain ....... sehr schnell.
A
lauft
B
läuft
C
löp
D
läufst

Slide 9 - Quizvraag

Ik rijd (fahren)
A
ich fährt
B
ich fahrt
C
ich fahre
D
ich fähre

Slide 10 - Quizvraag

Welke vorm klopt?
anfangen
A
ich fänge an
B
sie anfängt
C
ihr anfängt
D
du fängst an

Slide 11 - Quizvraag

Sterke werkwoorden (e/i/ie), (S. 90/91)

Bij de du-vorm en de er/sie/es-vorm verandert de lange klinker in een ie en de korte klinker in een i


let op er zijn uitzonderingen ;-(

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Stappenplan e/i-Wechsel (schrijf in je schrift!)
1.Is het werkwoord sterk?    
Ja: let op e/i wissel
Nee: GEEN e-i Wechsel, gewoon alleen de uitgang achter de stam zetten!
2.Is het een vorm van du of er/es/sie?
Ja: let op e/i wissel!
Nee: gewoon alleen uitgang achter de stam zetten! (ich-e, wir-en, ihr-t, sie/Sie-en)
3.Staat er een lange of een korte e in de stam?
Ja: lange e --> ie. (zoals sehen - du siehst)
       korte e --> i (zoals helfen - er hilft)

Slide 14 - Tekstslide

Stappenplan e/i-Wechsel
4.Hoort het werkwoord bij de uitzonderingen?
Ja: nehmen, geben, treten(lange e) -->  i.  
(zoals ich nehme/du nimmst/er nimmt, ich gebe/du gibst/er gibt, ich trete/du trittst/er tritt)
Ja: gehen, stehen en bewegen --> GEEN e-i Wechsel 
(zoals du  gehst, er steht, sie bewegt.)
5.vul dan de juiste vorm in van het werkwoord.

Voorbeelden
ich sehe (geen du/er/sie/es!) den Mann dort stehen. Er sieht (sehen= lange e) eine Blume. Meine Mutter (=sie) betritt (uitzondering!) das Zimmer. Mein Vater bewegt (=uitzondering!) seinen Fuß.
Er empfiehlt (empfehlen = lange e) das Buch.

Slide 15 - Tekstslide

Bij sterke werkwoorden met een korte e-klank in de stam:
A
e->ie
B
e-> ee
C
e->i

Slide 16 - Quizvraag

Bij sterke werkwoorden verandert met een lange e-klank:
A
e->i
B
e->ie
C
e->ee
D
er verandert niets

Slide 17 - Quizvraag

jij ziet (sehen)
A
du siehst
B
du sehst
C
du sihst

Slide 18 - Quizvraag

zij geeft (geben)
A
sie giebt
B
sie gebt
C
sie gibt

Slide 19 - Quizvraag

u leest (lesen)
A
Sie liest
B
Sie lezen
C
Sie lehst
D
Sie lesen

Slide 20 - Quizvraag

Vul de juiste vervoeging in.
Du ......... mir immer gut.
A
hilfst
B
helfst
C
hielfst
D
helpst

Slide 21 - Quizvraag

Vul de juiste vervoeging in.
Mein Onkel .......... gut Deutsch
A
sprecht
B
spriecht
C
spreekt
D
spricht

Slide 22 - Quizvraag

Du ........... jetzt mein Gesicht.
A
sehst
B
siehst
C
siehts
D
sieht

Slide 23 - Quizvraag

Meine Schwester ......... ein Buch.
A
lest
B
lies
C
liest
D
leest

Slide 24 - Quizvraag

Du ......... mir ein Geschenk.
A
gebst
B
gibst
C
gibt

Slide 25 - Quizvraag

Meine Tante ........... uns mit.
A
nimmt
B
nihmt
C
nehmt
D
nimt

Slide 26 - Quizvraag

Na deze les over de sterke werkwoorden met 'e' of 'a' in de stam, wil ik....
A
de uitleg nog een keer horen
B
meer voorbeelden krijgen
C
meer oefeningen maken

Slide 27 - Quizvraag

Morgen: 
  • verder met mondeling voorbereiden
  • feedback over leestoets
  • afmaken opdracht 6,7, 8 / andere opdrachten uit het hoofdstuk, bekijk je blad (zie its bij bronnen!) en houd bij 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Maak de opdrachten uit het boek: in je boek of op Trabitour

S. 90: #6: regelmatige ww
S. 90: #7: onderstreep de sterke ww en vind uit om welk jaargetijde het gaat
S.91: #8: vul de juiste vorm in het kruiswoordraadsel
S. 146: #1: vul de juiste vorm in van het werkwoord

Slide 30 - Tekstslide

Oefen zinnen ;
1. Was ...... (essen) du am liebsten?
2. Am liebsten ..... (essen) ich Pizza.
3. Wir ...... (helfen) ihm immer!
4. Rosi ..... (geben) Anja eine CD!
5. Er ...... (sprechen) gerne über Politik.

Slide 31 - Tekstslide

Antwoorden:
1: isst (want du, essen = korte e wordt i)
2: esse (ich, dus geen klinkerwissel!)
3: helfen (wir, dus geen klinkerwissel)
4: gibt (Rosi = er, geben = uitzondering, dus alleen i)
5: spricht (er, sprechen = korte e, dus e wordt i.


Slide 32 - Tekstslide