PTA herkansing Darum Deutsch

PTA Vorbereitung
Darum Deutsch

Grammatik
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

PTA Vorbereitung
Darum Deutsch

Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

Inhalt
  • Sterk werkwoord met e in de stam
  • Sterk werkwoord met a in de stam
  • Naamvallen

Slide 2 - Tekstslide

Sterk werkwoord met e in de stam

Slide 3 - Tekstslide

macht
machen
mache
machst
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie

Slide 4 - Sleepvraag

Bij welke personen vindt er een klinkerwisseling plaats? ../../../..

Slide 5 - Open vraag

korte e wordt --> i
lange e wordt --> ie
uitzondering:
geben & nehmen
essen - treffen - helfen - sprechen - vergessen
lesen - sehen - fernsehen

Slide 6 - Sleepvraag

(sprechen)
......... du Deutsch?
timer
0:10
A
sprechst
B
sprichst
C
sprecht
D
spricht

Slide 7 - Quizvraag

Sterk werkwoord met e in de stam
sprechen:
ich spreche
du sprichst
er/sie/es/Linn/Sem spricht 
wir sprechen 
ihr sprecht
sie/Sie sprechen


Slide 8 - Tekstslide

(sehen)
Es ........ gut aus.
timer
0:10
A
sehst
B
sieht
C
siehst
D
sihst

Slide 9 - Quizvraag

Sterk werkwoord met e in de stam
sehen:
ich sehe
du siehst
er/sie/es/Jade/Syl sieht 
wir sehen
ihr seht 
sie/Sie sehen

Slide 10 - Tekstslide

(helfen)
....... du mir ein passendes Studium zu wählen?
timer
0:10
A
helfst
B
hilft
C
hilfst
D
helft

Slide 11 - Quizvraag

(lesen)
Was ....... er gerade?
timer
0:10
A
lest
B
lese
C
lesen
D
liest

Slide 12 - Quizvraag

(besprechen)
Wir ......... die Vor- und Nachteile.
timer
0:10
A
besprechen
B
bespreche
C
besprecht
D
besprichen

Slide 13 - Quizvraag

Sterk werkwoord met e in de stam
Gibt es noch Fragen?

Slide 14 - Tekstslide

Sterk werkwoord met ä in de stam

Slide 15 - Tekstslide

Welke personen krijgen een Umlaut op de klinker? ../../../..

Slide 16 - Open vraag

Ich fahre mit dem Bus zum Praktikum.
......... du auch mit?
timer
0:10
A
fahrst
B
fährst
C
fahrt
D
fährt

Slide 17 - Quizvraag

Sterk werkwoord met a in de stam
fahren:
ich fahre
du fährst
er/sie/es/Merel/Brian fährt
wir fahren
ihr fahrt
sie/Sie fahren

Slide 18 - Tekstslide

(tragen)
Emma ....... eine Uniform an ihrer Schule.
timer
0:19
A
trägt
B
tragt
C
trägst
D
tragst

Slide 19 - Quizvraag

(laufen)
Annika und Eline ........ jeden Tag zur Schule.
timer
0:10
A
läufen
B
laufe
C
laufen
D
läuft

Slide 20 - Quizvraag

Sterk werkwoord met a in de stam
Gibt es noch Fragen?

Slide 21 - Tekstslide

Naamvallen

Slide 22 - Tekstslide

Welke voorzetsels krijgen een 3e naamval? (8x)
timer
0:30

Slide 23 - Open vraag

0

Slide 24 - Video

Welke voorzetsels krijgen een 4e naamval? (7x)
timer
0:30

Slide 25 - Open vraag

0

Slide 26 - Video

persoonlijk voornaamwoorde

Slide 27 - Tekstslide

Als er geen voorzetsel in de zin staat, moet je de zin
ontleden. Welke zinsdelen krijgen welke naamval?
1e naamval
3e naamval
4e naamval
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp

Slide 28 - Sleepvraag

(hem)
Er fährt mit ____ zur Schule.
timer
0:20
A
mir
B
ihr
C
er
D
ihm

Slide 29 - Quizvraag

(seine Freundin / haar)
Hast du ___ gesehen?
timer
0:20
A
ihr
B
Sie
C
sie
D
es

Slide 30 - Quizvraag

(Mutter / haar )
Der Mann hat ___ eine Tasche gegeben.
timer
0:20
A
mich
B
ihr
C
ihm
D
sie

Slide 31 - Quizvraag

(jullie)
Wohnt Sabine immer noch bei ____ ?
timer
0:10
A
ihr
B
euch
C
sie
D
ihr

Slide 32 - Quizvraag

(mij)
Sie haben ____ eine Einladung geschickt.
timer
0:20
A
ein
B
eine
C
einem
D
einer

Slide 33 - Quizvraag

Naamvallen
Gibt es noch Fragen?

Slide 34 - Tekstslide