Oefentoets hoofdstuk 9 Huid en afweer

Oefentoets hoofdstuk 9 Huid en afweer
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets hoofdstuk 9 Huid en afweer

Slide 1 - Tekstslide

Van een besmetting met een bacterie kun je ziek worden. Waardoor maken bacteriën je ziek?
A
Doordat ze antistoffen bevatten.
B
Doordat ze de cellen stuk maken.
C
Doordat ze de rode bloedcellen aanvallen.
D
Doordat ze giftige stoffen uitscheiden.

Slide 2 - Quizvraag

Sleep blauw naar rood.

Wat is de juiste volgorde van gebeurtenissen?
Witte bloedcellen herkennen de ziekteverwekkers.
Witte bloedcellen eten bacteriën op.
Bacteriën vermeerderen zich.
Antistoffen koppelen bacteriën aan elkaar.
Witte bloedcellen maken antistoffen

Slide 3 - Sleepvraag

Het zusje van Marit heeft de bof. De bof worden veroorzaakt door een virus. Het is erg besmettelijk. Marit heeft deze ziekte zelf ook ooit gehad. Waardoor krijgt Marit de ziekte nu niet?

Slide 4 - Open vraag

Moedermelk bevat veel antistoffen van de moeder. Een baby die moedermelk drinkt krijgt deze antistoffen binnen en wordt zo immuun tegen allerlei infectieziekten.
Hoe heet deze vorm van immunisatie?

A
kunstmatige, actieve immunisatie
B
kunstmatige, passieve immunisatie
C
natuurlijke, actieve immunisatie
D
natuurlijke passieve immunisatie

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet de vorm van immunisatie waarbij er een serum met antistoffen toegediend wordt?
A
kunstmatige, actieve immunisatie
B
natuurlijke, actieve immunisatie
C
kunstmatige, passieve immunisatie
D
natuurlijke passieve immunisatie

Slide 6 - Quizvraag

Als je besmet bent met ziekteverwekkers, gaat je lichaam meteen aan het werk om de ziekteverwekkers uit te schakelen. Dit gebeurt door witte bloedcellen.
Witte bloedcellen herkennen ziekteverwekkers aan eiwitten aan de buitenkant van de cel.
Welke witte bloedcellen komen als eerste in actie bij een besmetting?
A
Witte bloedcellen type I
B
Witte bloedcellen type II

Slide 7 - Quizvraag

Bij sommige mensen reageert het afweersysteem op bepaalde stoffen in het voedsel, bijvoorbeeld op pinda's. Het gevolg is dat de witte bloedcellen antistoffen gaan maken tegen deze stoffen. Deze antistoffen veroorzaken een kettingreactie waardoor het lichaam 'in shock' raakt doordat het bloed bijna niet meer stroomt. Waardoor wordt deze shock veroorzaakt?
A
door een auto-immuunziekte
B
door immunisatie
C
door allergie
D
door resistentie

Slide 8 - Quizvraag

Virussen hebben geen antigenen.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Bacteriën hebben geen celwand.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Wat doen de antistoffen?
A
Herkennen de antigenen op het celmembraan van micro-organismen
B
Koppelen de ziekteverwekkers aan elkaar en schakelen ze uit
C
Doden de lichaamseigen eiwitten
D
Produceren nieuwe witte bloedcellen

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn antigenen?
A
Witte bloedcellen die ziekteverwekkers herkennen
B
Antistoffen die ziekteverwekkers uitschakelen
C
Lichaamseigen eiwitten op het celmembraan van micro-organismen
D
Lichaamsvreemde eiwitten op het celmembraan van micro-organismen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is weerstand?
A
De mate waarin je lichaam antistoffen kan maken
B
De mate waarin je lichaam ziekteverwekkers kan doden
C
De mate waarin je lichaam antigenen kan herkennen
D
De mate waarin je lichaam witte bloedcellen kan produceren

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een infectieziekte?
A
Een ziekte veroorzaakt door lichaamseigen eiwitten
B
Een ziekte veroorzaakt door antistoffen
C
Een ziekte veroorzaakt door witte bloedcellen
D
Een ziekte veroorzaakt door ziekteverwekkers

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn ziekteverwekkers?
A
LichaamseiAgen eiwitten
B
Antistoffen
C
Micro-organismen waar je ziek van kunt worden
D
Witte bloedcellen

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent 'positief' of 'negatief' in je bloedgroep?
A
Antigenen
B
Bloedklontering
C
Resusfactor
D
Antistoffen

Slide 16 - Quizvraag

Welke antistoffen maakt iemand met bloedgroep A?
A
Anti-A en Anti-B
B
Geen antistoffen
C
Anti-A
D
Anti-B

Slide 17 - Quizvraag

Welke bloedgroep maakt geen antistoffen?
A
A
B
B
C
0
D
AB

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel verschillende bloedgroepen zijn er?
A
Zes
B
Drie
C
Vier
D
Twee

Slide 19 - Quizvraag

Wat zijn afstotingsremmers?
A
Medicijnen die het nieuwe orgaan beschermen.
B
Medicijnen die de afweer remmen.
C
Medicijnen die de afweer versterken.
D
Medicijnen die het oude orgaan vervangen.

Slide 20 - Quizvraag

Antibioticum zorgt voor neutralisering van de gifstoffen die door bacteriën worden afgegeven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met het begrip 'resistentie'?

Slide 22 - Open vraag

Welke boedgroep heeft de patiënt?
A
A+
B
A-
C
B+
D
B-

Slide 23 - Quizvraag

Uit welke vier bestanddelen bestaat bloed?

Slide 24 - Open vraag

In het ziekenhuis wordt een patïent met bloedgroep B- binnen gebracht. Deze heeft snel donor rode bloedcellen nodig.
Helaas is B-niet aanwezig, daarom moet er ander bloed worden toegediend. Welke bloedgroep kan worden toegediend.

A
AB+
B
AB-
C
O+
D
O-

Slide 25 - Quizvraag

Als je met een orgaandonatie een orgaan krijgt met cellen waarop antigenen A aanwezig zijn en jij hebt cellen met antigen B; wat gebeurd er dan?

Slide 26 - Open vraag

Hoe herkennen de witte bloedcellen een ziekteverwekker?
A
door de lichaamsvreemde/antistoffen die aanwezig zijn op de cel van de ziekteverwekker.
B
door de lichaamvreemde eiwitten/antigenen die aanwezig zijn op de cel van de ziekteverwekker

Slide 27 - Quizvraag

Bart is 49 jaar. Hij is door een hond gebeten en krijgt van zijn huisarts 'passieve immunisatie' tegen hondsdolheid.
A
Een vaccin, want dan kan hij niemand met tetanus besmetten.
B
Een vaccin, want dat werkt snel.
C
Serum, want dan kan hij niemand met tetanus besmetten.
D
Serum, want dat werkt snel.

Slide 28 - Quizvraag

Hoe vermeerderen bacteriën zich?

Slide 29 - Open vraag

Er kunnen 29 ppunten behaald worden. Hoeveel denk je er te hebben behaald?
129

Slide 30 - Poll

Einde van de toets
Vergeet niet niet op inleveren te klikken!
Je kunt nu zelfstandig in stilte werken aan het nakijken en corrigeren van de opdrachten van paragraaf 9.4.  de uitwerking staat in Classroom. Graag in stilte werken, totdat iedereen klaar is met de toets. Thanks! Probeer de samen vatting van paragraaf 9.4 zelf te maken. Samenvattingen kunnen maken is een belangrijke vaardigheid die in het vervolgonderwijs van groot belang zal zijn. 

Slide 31 - Tekstslide