Hoofdstuk 5 Herhaling

H5 rekenen
Wat moet je kennen en kunnen:
- Ik kan de korting en prijsverhoging berekenen bij een bedrag en een percentage. 
- Ik kan rekenen met snelheden 
- Ik kan bij een opdracht een schatting maken
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5 rekenen
Wat moet je kennen en kunnen:
- Ik kan de korting en prijsverhoging berekenen bij een bedrag en een percentage. 
- Ik kan rekenen met snelheden 
- Ik kan bij een opdracht een schatting maken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de korting en prijsverhoging berekenen bij een bedrag en een percentage
Op een broek van 30 Euro krijg je 15% korting. Wat is de nieuwe prijs?

Een taxirit van 15 Euro wordt 5% in prijs verhoogd. Wat is de nieuwe prijs?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op een broek van 30 Euro krijg je 15% korting. Wat is de nieuwe prijs?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een taxirit van 15 Euro wordt 5% in prijs verhoogd. Wat is de nieuwe prijs?

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan rekenen met snelheden
Hoe lang fiets je over 50 km?
In één uur fiets je ongeveer 18 km.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe lang fiets je over 50 km?
In één uur fiets je ongeveer 18 km.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De wiskundeles begint om 10:45 en eindigt om 12:15.
Hoe lang duurt de les?

Schrijf het antwoord zo op: ... uur en ... minuten

Slide 7 - Open vraag

Maak stapjes:
Van 10:45 tot 11:00 is 15 minuten.
Van 11:00 tot 12:00 is 1 uur.
Van 12:00 tot 12:15 is 15 minuten.
Tel de uren en minuten bij elkaar op. Elke 60 minuten tel je natuurlijk ook als een uur.
Je maakt een gerecht dat in de oven gaar moet worden.
Dat duurt 70 minuten. Je stopt het om 17.45 in de oven.
Hoe laat is het klaar?

Slide 8 - Open vraag

Tel de duur bij de begintijd op:

70 minuten is hetzelfde als 1 uur en 10 minuten.

17:45 + 1 uur = 18:45
18:45 + 10 minuten = 18:55



Wat betekent gemiddelde snelheid?
A
Dat het de werkelijke snelheid is op het moment zelf.
B
Een snelheid die is berekend over een bepaalde afstand en tijd.
C
De snelheid die je hebt op het midden van de afstand

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Eva's snelheid: 18 km per uur
De afstand: 6 km
Hoeveel minuten doet Eva erover om van Haarlem naar Zandvoort te fietsen? Typ het getal.

Slide 10 - Open vraag

37 - Domein: meten & meetkunde (antwoorddia)
‘Rekenen met snelheid’ kent geen specifieke verschillen ten opzichte van 2F. Wel zorg je ervoor dat er bij een opgave op niveau 2A hele minuten uitkomen.
Ik kan een schatting maken
Niels wil op een feest 50 glazen cola kunnen schenken. 
Hoeveel liter cola heeft hij ongeveer nodig? 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niels wil op een feest 50 glazen cola kunnen schenken.
Hoeveel liter cola heeft hij ongeveer nodig?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel meter is een verdieping van een flatgebouw ongeveer?
A
2,5 m
B
3 m
C
4 m
D
3 km

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adis geeft 60 euro per dag uit.
Heeft hij genoeg aan 2 000 euro per maand?
A
Ja
B
Nee
C
Het is een schande
D
Mocht-ie willen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Emir heeft 35 000 euro gewonnen met de vriendenloterij.
Hij geeft deel uit aan een auto.
Hoeveel euro kost de auto?
75
A
5 000
B
21 000
C
25 000
D
22000

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdrachten
Maak Test Jezelf online en in je boek op blz 120+ 121

Stel vragen als je ergens niet uitkomt.

Toets is maandag 21 november het 2e uur.


Succes!


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies