hic haec hoc

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

In deze les...
1. hic, haec, hoc
2. ille, illa, illud
3. iste, ista, istud
4. Mandatum XXIV en afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Wat is 'congruentie'?

Slide 3 - Open vraag

hic, ille, iste: aanwijzende voornaamwoorden
Die jongen heeft dat boek aan zijn moeder gegeven.





Slide 4 - Tekstslide

Geef het aanwijzend voornaamwoord uit onderstaande zin:
Die stoel hoort bij de tafel te staan.

Slide 5 - Open vraag

Geef het aanwijzend voornaamwoord uit onderstaande zin:
Het meisje kan dit liedje prachtig zingen.

Slide 6 - Open vraag

Geef het aanwijzend voornaamwoord uit onderstaande zin:
Van wie heb je dat verhaal gehoord?

Slide 7 - Open vraag

Hic, haec, hoc (deze, dit)

Slide 8 - Tekstslide

Nu jullie: geef van hic, haec, hoc...
nom. mv. mnl.

Slide 9 - Open vraag

Nu jullie: geef van hic, haec, hoc...
gen. ev. mnl.

Slide 10 - Open vraag

Nu jullie: geef van hic, haec, hoc...
gen. mv. onz.

Slide 11 - Open vraag

Nu jullie: geef van hic, haec, hoc...
acc. mv. vrl.

Slide 12 - Open vraag

ille, illa, illud: die, dat (daar bij jou)

Slide 13 - Tekstslide

Nu jullie: geef van ille, illa, illud...
abl. ev. vrl.

Slide 14 - Open vraag

Nu jullie: geef van ille, illa, illud...
acc. ev. onz.

Slide 15 - Open vraag

Nu jullie: geef van ille, illa, illud...
gen. ev. mnl.

Slide 16 - Open vraag

iste, ista, istud: die, dat (ver weg)

Slide 17 - Tekstslide

Nu jullie: geef van iste, ista, istud...
acc. ev. vrl.

Slide 18 - Open vraag

Nu jullie: geef van iste, ista, istud...
dat. mv. vrl.

Slide 19 - Open vraag

Nu jullie: geef van iste, ista, istud...
gen. ev. mnl.

Slide 20 - Open vraag

Aanwijzend voornaamwoord:
Hic vir illum equum emit.
Deze man koopt dat paard.

Slide 21 - Tekstslide

Vertaal:
Illae puellae istud donum his feminis dant.


Slide 22 - Open vraag

Vertaal:
Hic miles fortis est; hic hostes semper superabit.



Slide 23 - Open vraag

Let op verschil ille en iste:
ille puer
die beroemde jongen

iste puer
die
akelige jongen

Slide 24 - Tekstslide

SAMENGEVAT
1. hic, haec, hoc = deze, dit (hier bij mij)
2. iste, ista, istud = die, dat (daar bij jou) / negatieve waardering
3. ille, illa, illud = die, dat (daar ver weg) / positieve waardering

Let op: aanwijzend voornaamwoord kan bijvoeglijk of zelfstandig gebruikt worden.

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak mandatum XXIV p.108

Slide 26 - Tekstslide

  • 1 a forma haec
  • b nominativus ev vrouwelijk
  • 2 a socii huius
  • b genitivus ev mannelijk
  • 3 a carminum horum
  • b genitivus mv onzijdig
  • 4 a nuntium hunc
  • b accusativus ev mannelijk
  • 5 a studium illud
  • b nom. en acc. ev onzijdig
  • 6 a imagines illae
  • b nominativus mv vrouwelijk
  • 7 a luce illa
  • b ablativus ev vrouwelijk
  • 8 a tumultu isto
  • b ablativus ev mannelijk
  • 9 a mercatores isti
  • b nominativus mv mannelijk
  • 10 a canes illos
  • b accusativus mv mannelijk

Slide 27 - Tekstslide