40-1

Nederlands

Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

LEESTEKENS GOED GEBRUIKEN

- je kunt punten, vraagtekens, uitroeptekens, komma's en dubbele punten gebruiken

- je kunt dubbele punt en aanhalingstekens gebruiken bij een citaat

Slide 2 - Tekstslide

Waarom gebruiken we leestekens?

Slide 3 - Woordweb

Spelling

- Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen


- Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 4 - Tekstslide

LEESTEKENS

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

- dubbele punt

Slide 5 - Tekstslide

PUNTEN (1)

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 6 - Tekstslide

PUNTEN (2)

- Na of in sommige afkortingen


d.m.v.  -  m.a.w.  -   i.i.g.

  dhr.  -  mevr.  -   mej.

max.   -  min.  - nr.

Slide 7 - Tekstslide

VRAAGTEKENS

- Na een directe vraag


Tot hoe laat ben jij vanmiddag op school?

'Neem jij mijn tas mee?' vroeg Martijn.

Slide 8 - Tekstslide

UITROEPTEKENS (1)

- Om aan te geven dat iemand luid roept


'Ik ben beneden!' klonk het vanuit de kelder.



Slide 9 - Tekstslide

UITROEPTEKENS (2)

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt, of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 10 - Tekstslide

KOMMA'S

- Maakt een zin overzichtelijker

- Staat op de plaats waar je bij hardop lezen even een rust neemt



Slide 11 - Tekstslide

KOMMA'S

- Als pauzeteken in een zin


Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.



Slide 12 - Tekstslide

KOMMA'S (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 13 - Tekstslide

KOMMA'S (3)

- Tussen twee persoonsvormen


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat het gemaakt wordt.



Slide 14 - Tekstslide

DUBBELE PUNT (1)

- Voor een opsomming


Je hebt nodig: een ei, een klontje boter en een snufje zout.



Slide 15 - Tekstslide

DUBBELE PUNT (2)

- In plaats van want of immers (uitleg)


Ik ga niet mee naar de film: ik moet huiswerk maken.



Slide 16 - Tekstslide

DUBBELE PUNT (3)

- Voor een aankondiging


Ik heb een nieuwtje: ik ga verhuizen naar Breda.



Slide 17 - Tekstslide

CITATEN


- dubbele punt bij een citaat

- aanhalingstekens bij een citaat

Slide 18 - Tekstslide

CITAAT

- Wanneer iemands woorden letterlijk weergegeven worden, heet dit een citaat

- staat altijd tussen aanhalingstekens

- wordt ook directe reden genoemd

- begint altijd met een hoofdletter




Slide 19 - Tekstslide

AANHALINGSTEKENS bij citaat

- Een citaat staat altijd tussen aanhalingstekens


Selma zei: 'Ik vond die film erg goed!'

Sharon gilde: 'Ik weet niet of ik dat durf!'




Slide 20 - Tekstslide

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quizvraag

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quizvraag

Het jongetje vroeg aan zijn moeder: ‘Zijn we er bijna’?
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quizvraag

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quizvraag

Afsluiting
Huiswerk
Blok 5 grammatica: maken opdracht 11 (lees voordat je met deze opdracht begint eerst het gele kader boven deze opdracht blz. 221 goed door)

+ maken blok 5 spelling opdrachten 2 en 4. Ook hierbij geldt: lees de gele kaders over de 'directe rede' en 'de komma' goed door. 



Slide 26 - Tekstslide