1.1 De samenleving

Wat is maatschappijleer?
1.1 De samenleving
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat is maatschappijleer?
1.1 De samenleving

Slide 1 - Tekstslide

Introductie maatschappijleer

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van de les kun je uitleggen waarom het belangrijk is om te weten hoe maaatschappijleer je kan helpen om de samenleving te begrijpen.
Weet je het verschil tussen een gedrags en een wetsregel.
Weet je wie er tot je sociale omgeving behoren.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Samenleven
Samenleven doe je dus in het groot maar ook in het klein. Groot in de samenleving, met alle mensen in Nederland bij elkaar maar ook klein, in je gezin of in je klas op school. Maar ook met je vrienden, je sportclub of je bijbaantje.

             Dat noem je je sociale omgeving, dus alle mensen
             die je regelmatig ziet en waarmee je dingen doet

Slide 6 - Tekstslide

Afspraken maken
Iedereen is van elkaar afhankelijk. Daarom moet je afspraken en regels met elkaar maken over hoe we met elkaar samenleven en samenwerken.
Er zijn twee soorten regels: gedragsregels en wetten.

Gedragsregels                     hier hoef je nauwelijks over na te denken, dat gaat
                                                    in de meeste gevallen automatisch, zoals achter 
                                                    aan de rij aansluiten, stil zijn bij Dodenherdenking,
                                                    iemand bedanken die iets voor je doet

Slide 7 - Tekstslide

Wetten
Wetten zijn gedragsregels die we hebben vastgelegd in de wet. Deze worden gemaakt door politici (mensen van de Tweede en Eerste Kamer, het parlement). Hier moeten we ons dus aan houden.
Wetten                 gedragsregels waar je je aan moet houden. Je bent tot je 18e 
                                 leerplichtig, je moet 
                                 belasting betalen als je werkt.
Maar wetten regelen ook dat je ten minste het minimumloon moet verdienen en dat als je werkloos wordt je een uitkering krijgt.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit of de maatregel een gedragsregel of een wetsregel betreft.

Slide 9 - Open vraag

De agent controleert een opgevoerde scooter. Met een opgevoerde scooter overtreed je een GEDRAGSREGEL / WETSREGEL, omdat …

Slide 10 - Open vraag

De agent controleert een opgevoerde scooter.Behoort de agent tot de sociale omgeving van de scooterrijder? Waarom wel of niet?

Slide 11 - Open vraag

Bij welk van de onderstaande voorbeelden gaat het heel duidelijk om een gedragsregel?
A
Je gaat naar school.
B
Je moet in het donker met licht aan fietsen.
C
Iemand die van rechts komt, geef je voorrang.
D
In de bus sta je op voor een zwangere vrouw.

Slide 12 - Quizvraag

Je rijdt in een auto en een voetganger staat op het punt om over te steken bij een zebrapad. Je stopt niet. Ben je nu strafbaar?
A
Ja, je overtreedt een wetsregel.
B
Ja, je overtreedt een ongeschreven gedragsregel.
C
Nee, bij zebrapaden ben je niet verplicht om te stoppen.
D
Nee, je overtreedt alleen een gedragsregel.

Slide 13 - Quizvraag

Welke stelling is juist?
1. Bijna alles wat jij dagelijks nodig hebt, is door anderen gemaakt.
2. In de maatschappij ben je van iedereen afhankelijk.

A
Alleen stelling 1 is juist.
B
Alleen stelling 2 is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 14 - Quizvraag

Welke uitspraak over gedragsregels is juist?
A
Alle gedragsregels worden bepaald door politici.
B
Gedragsregels pas je vaak automatisch toe.
C
Gedragsregels zijn altijd voor iedereen hetzelfde.
D
Als je een gedragsregel overtreedt, ben je ook altijd voor de wet strafbaar.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide