P2 Spelling les 2

Periode 2
Week 2
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Periode 2
Week 2

Slide 1 - Tekstslide

Met hoofdletters
Zonder hoofdletter
kerstmis

noord-frankrijk
zuidwesten
kerstboom
leidseplein
havo
moslim
lente
april
kerstvakantie

Slide 2 - Sleepvraag

Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden.
1. frustreren, vinden, appen
De ... cabaretier ... het nu nog steeds vervelend als het publiek ... tijdens de voorstelling.
2. vinden, betekenen
... jij dat je na al die jaren hetzelfde werk te hebben gedaan, op dit moment nog steeds veel ... voor ons bedrijf?
3. worden, upgraden
Het ... tijd dat ik dit softwareprogramma ..., want dan is mijn computer veel sneller.
4. landen, verlaten
Het vliegtuig ... op de ... Polderbaan.


Slide 3 - Tekstslide

Gebruik in de zinnen de juiste spelling van de werkwoorden.
5. branden, doven


Gisteren ... het vuur nog lang voordat het ....
6. besteden, neerstorten
De journalist ... in de krant van morgen aandacht aan het vliegtuig dat gisteren ....
7. beëindigen
In sommige gevallen zijn er omstandigheden, waardoor de overeenkomst toch kan worden ...
8. downloaden, resetten
De ... software loopt steeds vast, waardoor Alex de computer nu al drie keer heeft .....
9. verbouwen, kosten
De onlangs ... badkamer heeft meer ... dan gedacht. 

Slide 4 - Tekstslide

Antwoorden
1. gefrustreerde, vindt, appt
2. vind, betekent
3. wordt, upgrade
4. landt, verlaten
5. brandde, doofde
6. besteedt, neerstortte
7. beëindigd
8. gedownloade, gereset
9. verbouwde, gekost

Slide 5 - Tekstslide

Nieuwe woorden
Accuraat:
Preventief

Slide 6 - Tekstslide

Nieuwe woorden
Accuraat: erg nauwkeurig en zorgvuldig.
Preventief: voorkomen dat er problemen ontstaan door van tevoren in te grijpen.

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens
Punt
Komma
Vraagteken
Uitroepteken
Dubbele punt
Puntkomma
Aanhalingsteken

Slide 8 - Tekstslide

Punt
  • Aan het einde van de zin
  • Bij afkortingen: z.s.m. 

                Niet na afkortingen van maten en gewichten: 55 kg




Slide 9 - Tekstslide

Komma
  • Opsommingen
  • Tussen twee persoonsvormen
  • Voor/ na een aanspreking/ tussenwerpsel
      Mevrouw, mag ik wat vragen?
      Oh, wie denkt hij wel niet dat hij is?
  • Tussen een hoofdzin en een bijzin
      Zij is boos, omdat hij haar te lang liet wachten.
  • Bij een bijv. bijzin
      De agent, die mij wilde helpen, keek mij vragend aan.

Slide 10 - Tekstslide

Vraagtekens en uitroeptekens

Wat ga je morgen doen?
Wat vreselijk!
Stop daar onmiddellijk mee!


Slide 11 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Na aankondiging van een opsomming;
  • Voor uitleg;
  • Als je een citaat gaat aankondigen.


De volgende dagen wil ik graag op vakantie: 3, 6 en 7 januari...
Zo moet je naar de bibliotheek: …..
Hij riep: ‘Je vergeet je spullen!’.

Slide 12 - Tekstslide

Puntkomma

  • Als je twee hoofdzinnen gaat verbinden.
           Het is vijf uur; we stoppen ermee.

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens 
  • Bij een citaat.
      ‘We moeten elkaar respecteren’, aldus mevrouw Algin.
  • Als je iets ironisch bedoelt.
      Ze is weer ‘moe’.
  • Als het om het woord gaat.
      ‘Hiaat’ is een ander woord voor een gat.

Slide 14 - Tekstslide

3.2 Leestekens en tekens bij woorden

Slide 15 - Tekstslide

Apostrof
- Meervouden - a, o, i, u, y*
agenda’s, tosti’s, accu’s
- Bezit (a, i, o, u of y)
Mariekes/ Oscars, maar Danny's moeder, Bas’ verjaardag, Max’ vriendin
- Bij weglating
‘s middags, ‘s-Gravenhage
- Afkortingen/ cijfers
mbo’er, A4’tje

Slide 16 - Tekstslide

Trema, accent, weglatingsstreepje
- Trema: geeft aan dat je een letter apart uitspreekt
België, officiële
- Accent: klemtoon, klank lang of kort
coupé, scène, ‘De opdrachten moeten vóór de toetsweek ingeleverd worden!’
- Weglatingsstreepje: laat een deel van het woord weg
voor- en achterkant

Slide 17 - Tekstslide

3.2 Leestekens en tekens bij woorden
Opdrachten afmaken

Slide 18 - Tekstslide