Voorbereiding Schrijfexamen

Nederlands
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Examen Schrijven 04-06

V
oorbereiding Schrijfexamen 2F
  • Nog 2 lessen: 21 & 22 mei
  • Wat moet je goed kunnen?

  • Duidelijke opbouw:
    inleiding – kern – slot
  • Alinea’s: witregels gebruiken
  • Korte, duidelijke zinnen
  • Verbindingswoorden: en, maar, omdat, daarna
  • Correct taalgebruik: spelling, grammatica, leestekens
  • Juiste toon: u gebruiken, geen jij/je
  • Let op de vorm:
  1. Aanhef & afsluiting bij e-mail/memo
  2. Volledig invullen bij formulier
  3. Duidelijk uitleggen bij instructie/advertentie


📌 Tip: Lees je tekst na vóór je inlevert.

Slide 2 - Tekstslide

Tekstsoorten
  • Memo
  • E-mail
  • Instructie
  • Verslag
  • Formulier
  • Notitie
  • Advertentie




Slide 3 - Tekstslide

Memo
???




Slide 4 - Tekstslide

Memo
Kort briefje waarmee je snel iets doorgeeft aan iemand.
Informatie moet feitelijk, beknopt en volledig zijn:
  • Wat
  • Wanneer
  • Waar
  • Wie
  • Waarom




Slide 5 - Tekstslide

Instructie
?????

Slide 6 - Tekstslide

Instructie
Hiermee leg je uit hoe iets werkt of hoe je iets moet doen:
  • duidelijke titel
  • geef uitleg in stappen
  • schrijf bij elke stap het resultaat
  • gebruik nummers of dots per stap
  • gebruik afbeeldingen als het kan

Slide 7 - Tekstslide

Formulier
?????

Slide 8 - Tekstslide

Formulier
Vul alle verplichte velden in!
✔️ Lees goed wat er gevraagd wordt
✔️ Beantwoord alle vragen (sla niets over)
✔️ Antwoord kort en duidelijk
✔️ Schrijf netjes en zonder taalfouten
✔️ Volg het voorbeeld (als dat erbij staat)

📌 Tip: Antwoord alleen wat nodig is – niet te lang, niet te kort.

Slide 9 - Tekstslide

Wat is belangrijk bij het schrijven van een formele tekst?

Slide 10 - Woordweb

Formele tekst
  • Aanhef: Geachte heer/mevrouw,
  • Interpunctie: Gebruik hoofdletters, punten en komma’s correct
  • Alinea’s: Scheid alinea’s met witregels
  • Taalgebruik: Gebruik ‘u’, niet ‘jij/je’
  • Afsluiting: Met vriendelijke groet, (gebruik geen afkortingen)

📌 Tip: Houd de stijl netjes en zakelijk.

Slide 11 - Tekstslide

In een e-mail naar een onbekende maak je gebruik van de volgende aanhef
A
Beste
B
Goedendag
C
Geachte
D
Heee

Slide 12 - Quizvraag

Doel van een uitnodiging
A
Overtuigen/overhalen
B
Informeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 13 - Quizvraag

Wat doe je om een tekst goed leesbaar te maken?

Slide 14 - Open vraag

Je maakt een tekst goed leesbaar, door...
  • Korte zinnen: gebruik korte zinnen. Lange zinnen zijn vaak moeilijker te begrijpen.
  • Eenvoudige woorden: vermijd moeilijke of onbekende woorden. Kies eenvoudige en bekende woorden.
  • Actieve zinnen: gebruik de actieve vorm in plaats van de passieve vorm. Bijvoorbeeld: "De docent geeft les" in plaats van "Er wordt les gegeven door de docent."
  • Logische opbouw: zorg dat de tekst een duidelijke structuur heeft: begin, midden en einde. Gebruik eventueel kopjes.
  • Heldere alinea’s: maak alinea’s kort en zorg dat elke alinea één onderwerp behandelt.
  • Gebruik voorbeelden: leg moeilijke dingen uit met voorbeelden.
  • Vermijd overbodige woorden: schrap woorden die niets toevoegen.
  • Goede leestekens: gebruik leestekens goed, zoals punten, komma’s en vraagtekens, zodat de tekst makkelijk te volgen is.
  • Herlees en verbeter: lees de tekst na en controleer of alles duidelijk is. Laat iemand anders de tekst ook lezen

Slide 15 - Tekstslide

Oefenopdracht Schrijven
Onderwerp: Hoe bak je een pannenkoek?
Opdracht:
Schrijf een tekst van 6 tot 8 zinnen waarin je uitlegt hoe je een pannenkoek bakt.

Let op:
Gebruik korte zinnen.
Gebruik makkelijke woorden.
Zet de stappen in een logische volgorde.
Gebruik leestekens goed.
Maak de tekst makkelijk leesbaar.
Tip: Lees je tekst na en controleer of alles duidelijk is.

Stuur je uitgewerkte tekst naar mij via e-mail: n.cinar@tcrmbo.nl

Slide 16 - Tekstslide

Waar wil je de aankomende lessen aandacht aan besteden? Wat wil je leren?

Slide 17 - Open vraag

Hoe maak je een tekst goed leesbaar?
  • Gebruik alinea’s – nieuwe gedachte = nieuwe alinea
  • Schrijf korte, duidelijke zinnen
  • Gebruik verbindingswoorden – zoals maar, omdat, daarna
  • Let op hoofdletters en leestekens
  • Gebruik duidelijke woorden

📌 Tip: Lees je tekst na :)

Slide 18 - Tekstslide

Weet je wat er van jou verwacht wordt tijdens het examen?
A
Ja
B
Nee
C
Ik heb nog vragen

Slide 19 - Quizvraag

Heb je behoefte aan extra oefeningen?

(Ja, stuur een formele e-mail naar n.cinar@tcrmbo.nl)
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

EXAMEN!

Te laat = geen examen
Geen examen = nog maar 1 kans!!
NEEM  JE ID EN SCHOOLPAS MEE

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
  • herken ik de instructie van het schrijfexamen
  • weet ik de eisen van het schrijfexamen
  • ken ik de beoordelingspunten van het schrijfexamen

Slide 22 - Tekstslide

Instellingsexamen Schrijven 2F
  • Kom op tijd! ID kaart
  • Uitnodiging via de schoolmail 
  • Tijd: 60 minuten
  • Uitslag, herkansing

Slide 23 - Tekstslide

Beoordeling
  • Precondities:  Nederlands, leesbaar, 80% inhoud
  1. Samenhang
  2. Afstemming op doel
  3. Afstemming op publiek
  4. Woordenschat en woordgebruik
  5. Spelling, leestekens en grammatica
  6. Leesbaarheid

Slide 24 - Tekstslide

1. Samenhang (structuur)
  • Opbouw: inleiding, kern (middenstuk), slot
  • verwijswoorden, signaalwoorden
  •  alinea's

Slide 25 - Tekstslide

2. Afstemming op doel (inhoud)
  • Doel: informeren, instrueren of overtuigen
  • Let op! feiten, instructie of mening
  • Gebruik niet alles door elkaar 

Slide 26 - Tekstslide

3. Afstemming op publiek
  • Stemt woordgebruik af op publiek
  • Stemt toon af op publiek 

Slide 27 - Tekstslide

4. Woordenschat 
  • Varieert het woordgebruik
  • Niet steeds dezelfde woorden 
  • Voorzetsels correct

Slide 28 - Tekstslide

5. Spelling, leestekens, grammatica

  • Goede zinnen, niet lang
  • Leestekens, hoofdletters, punten, uitroepteken, vraagteken
  • Spelling woorden goed, paar foutjes

Slide 29 - Tekstslide

6. Leesbaarheid (structuur)
  • Titel, tekstkopjes 
  • Brief/ e-mail: juiste aanhef bovenaan, onderaan groet en naam

Slide 30 - Tekstslide

Oefen opdracht
Je schrijft een verslag over je stage. In je verslag schrijf je:
  • waar je stage loopt;
  • wat je doet op stage (2 werkzaamheden);
  • wat je leuk vindt op stage (1 leuke kant)
  • wat je minder leuk vindt op stage (1 minder leuke kant)
    Inleiding, middenstuk, slot. Titel en je eigen naam

Slide 31 - Tekstslide

Oefenopdracht 2
Schrijf een (kort) betoog van ongeveer 150 woorden waarin je stelling neemt over het onderwerp: “De alcoholgrens moet weer verlaagd worden naar 16 jaar”

Het doel is dat je jouw mening geeft, vóór of tegen de stelling, en hierbij gebruikt maakt van 2 argumenten vóór en 2 argumenten tegen de stelling, in de conclusie herhaal je het belangrijkste argument.
Mail het betoog naar de docent

Slide 32 - Tekstslide

Stel je vraag over het schrijfexamen.

Slide 33 - Open vraag