2B7 - 20 juni 2023

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Signaalwoorden geven zinsverbanden en alineaverbanden aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Het signaalwoord 'namelijk' hoort bij het volgende verband...
A
reden
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 4 - Quizvraag

Het signaalwoord 'maar' hoort bij het volgende verband...
A
reden
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 5 - Quizvraag

Het signaalwoord 'daarom' hoort bij het volgende verband...
A
reden
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 6 - Quizvraag

Het signaalwoord 'zo' hoort bij het volgende verband...
A
reden
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 7 - Quizvraag

Van sommige woorden kun je de tegenstelling maken door er on- of a- voor te zetten.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een tegenstelling?

Slide 9 - Open vraag

"Giovanni heeft altijd vuistdikke boterhammen mee naar school."
Staat er een vergelijking in deze zin?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Signaalwoorden en verwijswoorden zijn hetzelfde.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent 'tenminste'?
A
in elk geval
B
opmerkelijk verschijnsel
C
de uitkomst, het resultaat
D
iemand die iets maakt of een fabriek heeft waar iets gemaakt wordt

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent 'doorgronden'?
A
stuk ijzer dat alles aantrekt wat van ijzer is
B
helemaal begrijpen
C
na elkaar komend, in een bepaalde volgorde
D
bepaalde regel die in letters en cijfers weergegeven wordt

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent 'wegens'?
A
meedoen aan een geheime afspraak
B
iemand die/iets dat weerloos is, kan zich niet verdedigen
C
in elk geval
D
omdat er iets is, door, vanwege

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide