,

kua1 H1 - introductie massacultuur

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze week doen?
Lesdoelen:
Je hebt een eerste indruk van de cultuur van de Massa en geoefend met de eerste vragen van H1.
Je weet wat; massacultuur, massamedia, hoge en lage kunst en postmodernisme zijn
Je weet wat de accenten zijn die je moet beheersen voor je schoolexamen

Lesplan:
Introductie cultuur van de Massa
Uitleg accenten Massacultuur
Maken en bespreken de vragen van H1

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide


Jeff Koons, Ushering in banality, 2007



Dit beeldhouwwerk is een typisch werk uit de massacultuur, zoals we de periode uit de kunstgeschiedenis van 1945 tot heden noemen.
-> Na deze les kan je uitleggen waarom dit een typisch kunstwerk uit de massacultuur is.

Slide 4 - Tekstslide

MASSACULTUUR
Inleiding

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je van de geschiedenis van de tweede helft van de 20e eeuw?
Waar denk je aan bij kunst voor de massa?

Massacultuur

Slide 6 - Woordweb

MASSACULTUUR
=
KUNST VOOR DE MASSA



“Vanaf de jaren zestig ontstond een overheersende cultuur die door de smaak van de grote massa bepaald werd:
de massacultuur.”
Kunstwerken worden onpersoonlijk en oppervlakkig

 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

In de massacultuur vervaagt het verschil tussen ‘lage’ en ‘hoge’ kunsten 

  • HOGE kunst wordt gezien als kunst voor de Elite. 
  • LAGE kunst wordt gezien als kunst voor de ‘gewone’ mens. 
  • Kunst- en cultuurvormen die voorheen slechts voor de elite waren bestemd (‘hoge’ kunst) worden onderdeel van de massacultuur.  
  • Ook komt de (‘lage’ kunst) via kunstenaars als Keith Haring en Andy Warhol in het museum terecht waardoor het ook wordt geaccepteerd door de elite.  

Slide 9 - Tekstslide

Accenten binnen de Massacultuur
  • popart en massamedia; 
  • soaps, comedy, tv-drama, videoclips;
  • musical;
  • mainstream en subculturen;
  • popmuziek, filmmuziek, elektronische muziek;
  • fusion en cross over;
  • multidisciplinaire kunst;
  • postmodernistische kunst in relatie tot massacultuur;

Slide 10 - Tekstslide

Hoge kunst
  • Elitair  (voor mensen met geld en opleiding)
  • Moeilijk te begrijpen zonder kennis van zaken
  • Op officiële kunstplekken zoals musea, concertzalen en theaters.
  • bijv. klassieke muziek, ballet
Lage kunst
  • Voor de massa

  • Onderdeel van vrijetijds-industrie en amusement
  • Makkelijk toegankelijk via media zoals televisie, radio en internet
  • bijv. popmuziek, hiphop

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Hoge kunst
Lage kunst

Slide 13 - Sleepvraag

ontwikkelingen in de geschiedenis
na 1945
  • Als WOII op 5 mei 1945 in Nederland is afgelopen, kan ons land alleen weer worden opgebouwd door met andere landen samen te werken.
  • Er ontstaan samenwerkingsverbanden, zoals de Benelux en de NAVO.
  • De Verenigde Staten bieden financiële hulp, met het Marshallplan, waardoor de Nederlandse wederopbouw en economie weer op gang kwamen.
    -> De VS worden hierdoor extra populair in Europa. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoe ontstaat de massacultuur
Toenemende democratisering
(vrijheid en gelijkheid voor iedereen, macht en kennis niet alleen van de elite)
Toegankelijkheid van het onderwijs
(onderwijs voor iedereen, niet meer alleen voor de elite)
Bloeiende economie: groeiende welvaart en meer vrije tijd
(toenemende koopkracht: iedereen heeft meer geld te besteden waardoor aanbod van producten en diensten groeit)
De nieuwe massamedia
(radio, tv, internet zorgen voor informatie en amusement voor alle lagen van de bevolking )

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Postmodernisme
  • Door de stijgende welvaart wil de moderne mens 24 uur per dag genieten en vermaakt worden. (= hedonisme)
    -> Hier spelen diverse kunstvormen op in.
  • Ontstaan van het POSTMODERNISME: Kunstenaars die tot deze stroming behoorden vonden dat het niet meer mogelijke was om steeds iets nieuws te verzinnen. Met bestaande kunst/voorwerpen nieuwe kunst maken.


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kenmerken postmodernisme (in de beeldende kunst)
  • makkelijk communicerende kunst/ geen diepgaande betekenis
  • speelsheid is aanwezig/ kitsch
  • Maken veel gebruik van opzichtige kleuren (vooral primair)
  • Kopiëren van stijlen uit het verleden maar op hun manier.
      Bv. Klassieke zuilen ipv marmer van glimmend staal
  • Gebruik maken van clichés
  • Van bestaande kunst/voorwerpen nieuwe maken maar de bestaande betekenis ondermijnen
  • betekenis- of inhoudsloos
  • Veel gebruik maken van glimmende voorwerpen (vooral in de architectuur)

Slide 19 - Tekstslide

Ga voor jezelf na of de lesdoelen zijn gehaald?
  • Weet je nu wat massacultuur, massamedia, hoge en lage kunst en postmodernisme zijn?
  •  Je weet nu dat ook de massacultuur accenten heeft en dat je die leert beheersen voor je schoolexamen. 

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf op onder elkaar wat is:
massacultuur, massamedia, hoge en lage kunst en postmodernisme. (leg het begrip uit)

Slide 21 - Open vraag

Belangrijkste begrippen
massacultuur: de cultuur van de grote massa, met kunstwerken die onpersoonlijk en oppervlakkig zijn.
massamedia: de pers, radio, film, televisie en internet. Deze vormen van massacommunicatie hadden en hebben nog steeds een belangrijke rol in de verspreiding van deze massacultuur.
hoge en lage kunst: kunst van de elite en kunst van het volk. In de massacultuur vervagen de grenzen tussen ‘lage’ en ‘hoge’ kunst:
postmodernisme: stroming ná het modernisme, waarin men vindt dat je niets nieuws meer hoeft te verzinnen.

Slide 22 - Tekstslide

HUISWERK
Maken opdrachten inleiding:
Onderdeel 1 – 2,3,4
Onderdeel 2 – 1
Onderdeel 3 – 1 t/m 4
Onderdeel 4 – 4,5
Onderdeel 5 – 1, 3 t/m 7

Slide 23 - Tekstslide