Beeldspraak

Beeldspraak
- vergelijking
- metafoor
- personificatie
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Beeldspraak
- vergelijking
- metafoor
- personificatie

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Je bedoelt niet letterlijk wat je zegt, maar gebruikt beelden om iets sterker uit te drukken. In deze LessonUp komen drie vormen van beeldspraak voorbij: de vergelijking, de metafoor en de personificatie.

Slide 2 - Tekstslide

De vergelijking
Bij een vergelijking gebruik je een beeld om 
eigenschappen van iets of iemand (het object) 
te benadrukken. 
Hoe groot een hond (object) is, bijvoorbeeld, 
kun je aangeven door hem te vergelijken 
met een kalf (beeld).

Slide 3 - Tekstslide

Vergelijking met als
Zo rood als wijn.
Zijn mond: gapend als een vis.
Het zand was als een vloerkleed.
Zo trots als een pauw.
Zo groot als een beer.
Hij is zo gek als een deur.
Hij bibbert als een rietje.

Slide 4 - Tekstslide

Vergelijkingen zonder als
De jongen die daar loopt, is een angstige haas.
Zijn hoofd, een biet, sprak boekdelen.
Karel, een echte angsthaas, was snel weg.
Die man lijkt wel een beer. 

Slide 5 - Tekstslide

"De jongen die een tien had gehaald was zo trots als een pauw."
Wat is hier het object?
A
De jongen
B
een pauw

Slide 6 - Quizvraag

"Het 'neuzen' van eskimo's is al zo oud als de weg naar Rome."
Wat is hier het beeld?
A
Het 'neuzen' van eskimo's
B
de weg naar Rome

Slide 7 - Quizvraag

De metafoor
De metafoor is uiteraard ook een vorm van beeldspraak. 
Hij lijkt ook een beetje op de vergelijking, maar het object ontbreekt hierbij: alleen het beeld wordt genoemd. Spreekwoorden en veel vaste uitdrukkingen
zijn metaforen. Denk bijvoorbeeld aan: 
'De appel valt nooit ver van de boom.' 

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden metafoor
Het is hier een zwijnenstal!
Voetbal is oorlog.
Met zo'n diploma gaan alle deuren voor je open.
De appel valt niet ver van de boom.


Slide 9 - Tekstslide

Welke zin bevat een metafoor?
A
Jouw ogen zijn als sterren.
B
Wat een boom van een kerel.
C
Als het kalf verdronken is, dempt men de put.
D
Dat meisje lijkt wel een prinses, zo elegant!

Slide 10 - Quizvraag

"Wie de schoen past, trekke hem aan."
Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 11 - Quizvraag

"Dat oude dametje is zo mager als een lat." Is dit een metafoor of een vergelijking?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 12 - Quizvraag

Personificatie
De personificatie is een bijzondere vorm van beeldspraak. Hierbij doen we net alsof levenloze dingen iets kunnen wat mensen kunnen. Denk bijvoorbeeld aan tijd die voorbij kruipt,
of aan wind die huilt. Kruipen
en huilen zijn dingen die mensen
wél kunnen, maar dingen niet.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden personificatie
De zanger heeft een warme stem.
Peper heeft een scherpe geur.
De chocoladereep keek mij aan, ik moest hem wel eten.

Slide 14 - Tekstslide

"Wolken en zon spelen haasje over."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quizvraag

"Het papier is geduldig."
Is dit een personificatie?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

"De leerlingen uit havo 2 gebruiken bij tekenen altijd sprekende kleuren!" Waarom is dit een personificatie?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link