lesson 4

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs

Unit 6 - lesson 4

Plan of today

• What did we learn last time?
  
• Learning goal of today 
  
• Instruction 
  
• Get to work  
  
• Evaluation
  

Use the right comparison:
> (smart) That dog is _________ than yours!

Use the past simple:
(was/were) The walls ______ painted black.

Translate to English:
juni

Translate to English:
maart

Translate to English:
oktober

Translate to English:
uitmaken

Learning Goal

What is the learning goal of today?

• I can use the present simple to tell someone they are not doing something
  
• Ik kan de tegenwoordige tijd gebruiken om iemand te vertellen dat ze iets niet doen

What do you know about the learning goal? 

Ik wil geen soep =>

How are we going to reach the learning goal? 

• You will do a quiz on all the months with Lessonup (10 min.)

Present simple + not

Gebruik de present simple als iets elke week, elke dag, elk uur, of nooit gebeurt.

I always listen.

She never talks.

He / she / it: een -s achter het werkwoord toevoegen.

Hoe zeg je dan dat iets niet zo is in de tegenwoordige tijd?

Present simple + not

Maak een ontkennende zin met de present simple:

She likes boxing.

Deze stappen neem je door:

• Kijk om wie het gaat in de zin
  
• Plak don't of doesn't voor het werkwoord in de zin
• Bij he / she / it : does
  n't
• Bij de rest : don't
• Haal de -s in het werkwoord uit de originele zin weg als deze erin staat.
  

Wat wordt het dan?

Maak een ontkennende zin met de PS:
They talk a lot.

Get to work!

• Je maakt opdracht 15 t/m 20 van unit 6. Gebruik je hoofdboek bij de opdrachten.

• Bij vragen steek je je hand op in stilte. De docent komt je helpen. 

• Je kijkt de gemaakte opdrachten na met het antwoordenboek. 

• Als je helemaal klaar bent, doe je wat voor jezelf (lezen, tekenen, niet op mobiel...)
  

EVALUATION

Turn the following sentence into the present simple + not:

She yells all the time.

My parents watch the news.