Signaalwoorden, onderwerp, hoofdgedachte

Lekker lezen
timer
10:00
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lekker lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Op weg naar de leestoets

vorige lessen:
Leesniveau

Vandaag: 

tekstverbanden en signaalwoorden

Onderwerp en hoofdgedachte




Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les :
  • Weet ik wat het woord tekstverband betekent
  • Ken ik zes tekstverbanden
  • Weet ik wat signaalwoorden zijn en waarom ze belangrijk zijn
  • Herken ik dankzij de signaalwoorden verschillende tekstverbanden.
  • Kan ik zelf een goed verband aanbrengen tussen zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

timer
1:00

Welke signaalwoorden ken jij al?

Slide 4 - Woordweb

Verbanden tussen alinea's en zinnen herken je vaak aan signaalwoorden

Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. 

Slide 5 - Tekstslide

Welk signaal geven de signaalwoorden 'ook', 'bovendien' en 'tevens'?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijdsvolgorde
D
reden

Slide 6 - Quizvraag

Soort verband
 - Opsomming 
- Tegenstelling
- Tijdaangevend 
- Oorzaak gevolg
- Toelichting/uitleg (voorbeeld)
-  Reden of verklaring
- samenvatting


- Voorwaarde
- Vergelijking
- Doel-middel 
- Toegevend verband
- conclusie

Slide 7 - Tekstslide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 8 - Tekstslide

Tijdaangevend (chronologisch)
nu, nadat, toen, eerst, later, daarna, intussen, dadelijk, straks, daarnet, vroeger, tegenwoordig

Eerst luister je naar de uitleg, daarna ga je zelf oefenen. En straks ben je hier een echte expert in.

Slide 9 - Tekstslide

Lekker lezen 2Va
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

TOETSVOORBEREIDING LEZEN 3

Wat je moet kennen:

• hoe de leesmotor werkt (les 1)

• welk leestype je bent (les 1)

• strategieën voor vóór, tijdens en na het lezen (les 2)

• wat signaalwoorden zijn en hoe je uit kunt leggen wat ze betekenen (les 2)

• wat verwijswoorden zijn en waar ze naar verwijzen (les 3).


Wat je moet kunnen:

• leesstrategieën gebruiken (les 2 en 4)

• signaalwoorden herkennen (les 2)

van signaalwoorden zeggen welk signaal ze geven (les 2)

voorbeeldzinnen maken met signaalwoorden (les 2)

• de juiste verwijswoorden kiezen (les 3)

aanwijzen waar verwijswoorden naar verwijzen (les 3)

vragen beantwoorden bij een tekst (les 3 en 5).

Slide 11 - Tekstslide

Toolboxen die je leert
  • Grondig lezen

• Leesmotor  

• Leesstrategieën  

• Leestypen

• Signaalwoorden  

• Verwijswoorden  

• Voorspellend lezen

Slide 12 - Tekstslide

timer
1:00
Welke verwijswoorden ken je al?

Slide 13 - Woordweb

Slide 14 - Tekstslide

opsommend tekstverband
concluderend tekstverband
tegenstellend tekstverband
redengevend tekstverband
uitleggend/voorbeeldgevend tekstverband
oorzaak-gevolg tekstverband
samenvattend tekstverband
dus
en
toch
zodat
zoals
maar
kortom
daarom
vervolgens
immers
daarentegen
niet alleen...maar ook
dan ook
alles bij elkaar
dat wil zeggen
want

Slide 15 - Sleepvraag

Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland

Slide 18 - Quizvraag

Hoofdgedachte
Je vertelt in een zin waarover de tekst gaat, wat de belangrijkste gedachte is.


LET OP
Begin de zin NOOIT met 'Dat' of 'Over', maar als een hele zin die iemand ook begrijpt zonder de vraag Waar gaat het over? gehoord te hebben.

Slide 19 - Tekstslide


Wat is de hoofdgedachte?
De hoofdgedachte = ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe vind je de hoofdgedachte van een tekst ?
A
Kijk naar de titel
B
Kijk naar de conclusie in het slot van de tekst
C
Lees de inleiding
D
Lees de hele tekst grondig

Slide 21 - Quizvraag

Wat zou een goede hoofdgedachte kunnen zijn van een tekst uit de krant?
A
Sluiting Hema
B
Over de Hema die gaat sluiten.
C
Dat de Hema sluit.
D
Hema sluit binnenkort de deuren.

Slide 22 - Quizvraag

Lekker lezen
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Op weg naar de leestoets

vorige lessen:
Leesniveau

tekstverbanden en signaalwoorden

Onderwerp en hoofdgedachte

Vandaag: 

Tekst met vragen 
- bespreken les 3 opdracht 4
- bespreken les 4 opdr 1 + 2

-Afmaken les 4




Slide 24 - Tekstslide

Gelukt in PLOT 26?

Slide 25 - Tekstslide

Onderwerp
= woord of woordgroep

Slide 26 - Tekstslide

Vertel in één zin wat de tekst over het onderwerp wil vertellen.
Let op:

Maak een echte zin.

Zorg dat het onderwerp voorkomt in je zin.

Iemand die de tekst niet heeft gelezen moet door jouw zin begrijpen waar het over gaat

Begin niet met 'Over' of 'Omdat' of 'dat'

Slide 27 - Tekstslide

Les 4: Bekend-benieuwd-bewaard

Wat doe je als je een tekst echt goed moet lezen?


Je gaat in deze les:

    drie strategieën leren om een tekst echt goed te lezen en te begrijpen
    oefenen met deze strategieën.

Slide 28 - Tekstslide

Als je een tekst grondig moet lezen, kun je verschillende strategieën toepassen:


    Voor: voorspellen
    Tijdens: ophelderen, vragen stellen, samenvatten
    Na: samenvatten, terugkijken op de tekst


Slide 29 - Tekstslide

Gelukt in PLOT 26?

Slide 30 - Tekstslide

Onderwerp: De zaagvis

Hoofdgedachte
Freek Vonk zoekt een zaagvis, maar vindt een zoutwaterkrokodil.
Onderwerp: de zelfrijdende auto

Hoofdgedachte:
De zelfrijdende auto heeft veel mogelijkheden maar er moet nog wel veel gebeuren.

Slide 31 - Tekstslide

Oefenen met de krant van vandaag
Verwijswoorden
Signaalwoorden
Onderwerp
Hoofdgedachte

Slide 32 - Tekstslide