1. Welke vorm van beeldspraak?
2. Hoe speelt de dichter met
beeldspraak?
3. Welke stijlfiguren herken je? (repetitio,
tautologie, pleonasme, vooropplaatsing,
enumeratie, climax, anticlimax, antithese,
paradox, hyperbool, retorische vraag,
eufemisme, understatement?