Spelling Aan elkaar of los?

Aan elkaar of los?
Samenstellingen

Grammatica 4.3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Aan elkaar of los?
Samenstellingen

Grammatica 4.3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Gram 4.3 Aan elkaar of los?
Je weet...
  • wanneer je woorden aan elkaar schrijft.

  • wanneer je een koppelteken (-) gebruikt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze woorden schrijf je aan elkaar
Samenstellingen: 
Rugzak, rugzaktoerisme, rugzaktoerismecriminaliteit

Woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus voorzetsel:
Daarover, erin, daarnaast, waarmee

Getallen tot en met duizend:
Tweeëndertig, zevenhonderdvijftig



Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 7 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 8 - Quizvraag

Wat is juist?
A
modebranche
B
mode branche

Slide 9 - Quizvraag

Wanneer gebruik je een koppelteken
 in samenstellingen?
De samenstelling bestaat uit twee gelijkwaardige delen:
Zwart-wit, directeur-eigenaar
Zwart-witfoto, woon-werkverkeer, prijs-kwaliteitverhouding
Bij voorvoegels, zoals niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-:
Ex-echtgenoot, adjunct-directeur, leerling-verpleegkundige

Voor de uitspraak: 
Gala-avond, zee-egel, echo-onderzoek
Als een deel van de samenstelling bestaat uit letters, cijfers, tekens of een naam: 
A4-formaat, mbo-opleiding, &-teken, kabinet-Rutte, 3-jarige 
Aardrijkskundige namen:
Noord-Europa, Amsterdam-Zuid, West-Brabant
Vaste combinaties: 
kant-en-klaarmaaltijd, mond-op-mondbeademing, nek-aan-nekrace, kat-en-muisspel

Slide 10 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
'Hij heeft alweer
een lastig kriebel …. hoestje.'
A
kriebel hoestje
B
kriebelhoestje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mbostudent
B
mbo-student

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 16 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
hotel-restaurant
B
ex-man
C
bruinebonen-soep
D
tachtig-jarige

Slide 17 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
politie-agent
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
mango-ijs

Slide 18 - Quizvraag

Welke is goed?
A
paraplu inspectie
B
parapluinspectie
C
paraplu-inspectie

Slide 19 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
hbo-docent
B
politiek-ideologisch
C
McDonald's-maaltijd
D
sociaal-geografisch

Slide 20 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken
A
cv-ketel
B
cv ketel

Slide 21 - Quizvraag

Bij welk woord hoort geen koppelteken?
A
maximum-snelheid
B
ski-jas
C
chocolade-ijs
D
ex-directeur

Slide 22 - Quizvraag

Wel of geen koppelteken?

sms code
A
Met koppelteken
B
Zonder koppelteken (aan elkaar)

Slide 23 - Quizvraag

Zelfstandig aan de slag
Wat?
Maak de opdrachten NuN van Gram 4.3  aan
elkaar of los:
Klaar?
Ga verder met:
Beter Spellen (vanaf 8 mei- nu)
moeilijke woordenlijst
infografic over jezelf ( inleveren 2 juni)


Slide 24 - Tekstslide

Veel succes!

Slide 25 - Tekstslide