H2 Kosten

Het Resultaat
Kosten, Kostprijs basis voor:

- Verkoopprijs
- Winstberekening
- Resultatenanalyse
- Voorraadwaardering
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Het Resultaat
Kosten, Kostprijs basis voor:

- Verkoopprijs
- Winstberekening
- Resultatenanalyse
- Voorraadwaardering

Slide 1 - Tekstslide

Kosten
In geld uitdrukbare waarde van opgeofferde productiemiddelen (KANO) die noodzakelijk en onvermijdbaar zijn.
Indelen naar soort (Constant of Variabel) of naar categorie:
-grond, dpm
-arbeid, derden
-IWO, vermogen
-kostprijsverhogend

Slide 2 - Tekstslide

Categoriale kostenindeling
- Kosten van grond
- Inkoopwaarde
- Arbeid
- Diensten van derden
- Duurzame productiemiddelen
- Kostprijsverhogende belastingen
- Kosten van vermogen

Slide 3 - Tekstslide

Aanschaf € 30.000. Installatie € 6.000. Restwaarde € 4.000. Levensduur 8 jr.
Afschrijvingskosten per jaar?
A
€ 2.500,-
B
€ 3.500,-
C
€ 4.000,-
D
€ 5.000,-

Slide 4 - Quizvraag

Afschrijvingskosten
Aanschafprijs incl. installatie - Restwaarde
-----------------------------------------------
Economische levensduur

oftewel
A - R
n

Slide 5 - Tekstslide

Aanschaf machine op 1/1/2021 a € 260.000,-
Levensduur 20 jaar, Restwaarde € 20.000,-
Boekwaarde op 31/12/2025?
A
€ 180.000,-
B
€ 192.000,-
C
€ 200.000,-
D
€ 212.000,-

Slide 6 - Quizvraag

Duurzame productiemiddelen
Interestkosten ( gemiste interestopbrengsten )

Aanschafwaarde € 100.000,-; Restwaarde € 10.000,-
Levensduur 10 jaar; interestpercentage 3%

Gemiddeld gemiste interest pj = € 55.000,- x 0,03 = € 1.650,-

Slide 7 - Tekstslide

Duurzame productiemiddelen
Interestkosten ( gemiste interestopbrengsten )
=
interestpercentage x gemiddeld geinvesteerd vermogen

oftewel
i% x   A + R
            2

Slide 8 - Tekstslide

Materialen / Grondstoffen
Benodigde hoeveelheid per product
Afval <-------------------> Uitval
Afval = Verlies grondstoffen bij productie  
Uitval = Afgekeurde eindproducten

Let op: - verhoudingen / percentages in opgaven
- soms kan afval / uitval nog wel iets opleveren

Slide 9 - Tekstslide

Een kledingstuk bevat 250 gram van een bepaalde stof. Er was tijdens de productie 20% snijverlies.
Hoeveel gram van de stof was nodig?
A
200
B
208,3
C
300
D
312,5

Slide 10 - Quizvraag

Nodig voor 1 product: 2 uur arbeid a € 30,- per uur en 5 kg stof a € 8,-. Na afloop is gemiddeld 10% van de producten niet van de goede kwaliteit en wordt weggegooid.

Kostprijs per product?
A
€ 100,-
B
€ 110,-
C
€ 111,11
D
€ 115,30

Slide 11 - Quizvraag

Inkoopprijs verkopen: vooral bij handelsonderneming
                                       (inkoopprijs per artikel x de afzet)
Kosten grondstoffen, hulpstoffen en materialen:
alleen bij omvormingsprocessen (productie).
  • Grondstoffen zie je terug in het eindproduct  
  • Hulpstoffen: bijvoorbeeld smeerolie voor de productie
  • Materialen: ook bij handelsbedrijf, bijvoorbeeld de verpakking

Slide 12 - Tekstslide

Kosten duurzame productiemiddelen
Wat zijn duurzame productiemiddelen (DPM)? 

Met de aanschaf van kapitaalgoederen koop je prestaties voor de toekomst  --->  kosten over meerdere jaren spreiden

  • Aanschafprijs = aanschafprijs + bijkomende kosten
  • Afschrijven = de waardevermindering van DPM in de boekhouding tot uitdrukking brengen

Slide 13 - Tekstslide

Balansmutatie: Vaste activa daalt en E.V. daalt
 W&V-rekening mutatie: afschrijvingskosten
Afschrijving per periode 
("met een vast percentage van de aanschafprijs"):
(A-R) / N
A=aanschafprijs incl. bijkomende kosten
R= restwaarde
N= aantal perioden (economische levensduur)
 

Afschrijven:

Slide 14 - Tekstslide

Er wordt begin 2020 een auto gekocht voor € 20.000,-. De auto gaat 5 jaar mee en is daarna nog €8.000,- waard.

Hoe hoog zijn de afschrijvingskosten in 2021 ?
A
€3000
B
€4.000
C
€20.000
D
€2.400

Slide 15 - Quizvraag

Wanneer wordt afgeschreven met een vast percentage van de aanschafwaarde, is het af te schrijven bedrag ieder jaar kleiner
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Boekwaarde van een DPM
= waarde waarvoor het DPM op de balans staat
= aanschafprijs - alle afschrijvingen tot dan toe

VRAAG
aanschafprijs machine is op 1/1/2019  €50.000, restwaarde na 8 jaar is €10.000. Hoeveel is de boekwaarde van de machine op 31/12/2022 ?

Slide 17 - Tekstslide

Antwoord.....
A
€30.000
B
€35.000
C
€40.000
D
€24.000

Slide 18 - Quizvraag

Aanschafprijs Machine is €120.000, transportkosten €5000,-
Na 6 jaar is de restwaarde van de onderdelen nog €20.000,- De sloopkosten van de machine zijn €2000,-
Hoe hoog is de jaarlijkse afschrijving?
A
€17.500
B
€16.667
C
€16.933
D
€17.833

Slide 19 - Quizvraag

Complementaire kosten
Naast afschrijvingskosten (en rentekosten) heeft een DPM ook zgn. complementaire (bijkomende) kosten, 
Bijvoorbeeld:
  • onderhoudskosten
  • reparatiekosten 
  • energiekosten
  • soms loonkosten

Slide 20 - Tekstslide

Overige kosten van DPM's
Investeren in een DPM legt beslag op eigen geld of er moet geleend worden. 
Lening ---> rentekosten
Eigen geld ---> kan ook tegen rente op een spaarrekening worden gezet

Dus bij DPM, zijn naast er afschrijvingskosten, (soms) ook rentekosten (jaarlijks). Dit wordt berekend over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen:  (A+R)  x  ..% 
                        2

Slide 21 - Tekstslide

Aanschafprijs auto €45.000, Restwaarde €5.000
Economische levensduur is 5 jaar. De rente is 3%.
Hoeveel bedragen de jaarlijkse rentekosten van deze auto?
A
€240,-
B
€1350,-
C
€750,-
D
€1200,-

Slide 22 - Quizvraag

Personeelskosten, arbeidsuurtarief en factureertarief 
Personeelskosten v.e. bedrijf bestaan uit:
  • Brutolonen
  • Premies werknemersverzek., bijdrage ZVW, vakantiegeld (verplicht)
  • Vrijwillige sociale lasten zoals reiskosten, lunch, feestfonds etc.
  • Pensioenpremies (vrijwillig)


Slide 23 - Tekstslide

In de dienstverlening worden deze kosten omgerekend naar productief (= door te berekenen) uur : het arbeidsuurtarief
Dit is een intern tarief. 
Op de factuur naar de klant wordt gerekend met het factuurtarief:  arbeidsuurtarief  + 
opslag niet apart gefactureerde kosten  +  winstopslag

Tarieven worden altijd exclusief btw berekend!

Slide 24 - Tekstslide

Overige kosten
*Interestkosten (op leningen en andere kredieten)
*Kosten van de grond: geen afschrijvingskosten maar wel kosten als de grond toch minder waard wordt door bijv. drainagesyteem oid; belastingen m.b.t. de grond
*Kosten van Diensten van Derden: uitbesteed werk zoals schoonmakers, verzekeringen, advocaat, transport etc. etc.)
*Kosten van belastingen (bijv. WOZ, motorrijtuigen, assurantiebelasting)
*Overige kosten: vaak wil een bedrijf kosten gespecificeerd hebben zoals marketingkosten, administratiekosten, autokosten (eigen keuze)

Slide 25 - Tekstslide

Transferpricing
Bedrijven zijn vaak opgedeeld in onderdelen (business units)

Interne diensten zoals I.T., marketing, administratie werken voor álle bedrijfsonderdelen (zgn. shared service center)
         
       de prijs die het ene onderdeel aan het andere in rekening brengt, is de transfer price (interne verrekenprijs)

Slide 26 - Tekstslide

De meest voorkomende manieren van het bepalen van de transfer price, zijn:

* Marktgebaseerde transfer price 
(zelfde prijs als externe bedrijven 
 zouden rekenen)
* Kostengebaseerde transfer price (vaak: kosten + opslag)
* Onderhandelde transfer price: 
onderhandelen met eigen bedrijf en met andere bedrijven 

Slide 27 - Tekstslide

Voor de onderneming in totaal is er geen verschil in kosten, alleen de verdeling over de verschillende onderdelen is anders.
TP wordt soms gebruikt om zo min mogelijk winstbelasting te betalen 
 
Zoveel mogelijk winst moet worden gemaakt bij bedrijfsonderdelen in landen met een lage belastingdruk, en zo weinig mogelijk in landen met een hoge belastingdruk.

    belastingdienst houdt in de gaten dat de transfer price een zakelijke prijs is ('at arm's length'). Bedrijven leggen berekening admininistratief vast.

Slide 28 - Tekstslide