Hoofdstuk 3 3.2 differentiëren

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Stel: De afzet is 5.000 De inkoopprijs € 25,- De verkoopprijs € 120,- Bedrijfskosten € 1.500,-
De startersaftrek is € 2.123,- de zelfstandigenaftrek is € 7.280,-
De MKB winstvrijstelling is 14%
Over welk bedrag moet er belasting betaald worden?
Stel: Het belasting percentage is 37%
Hoeveel belasting moet er betaald worden?

Slide 2 - Open vraag

Stel: De afzet is 5.000              De inkoopprijs € 25,- 
De verkoopprijs € 120,-            Bedrijfskosten € 1.500,-
De startersaftrek is € 2.123,-   De zelfstandigenaftrek is € 7.280,-
De MKB winstvrijstelling is 14%
Over welk bedrag moet er belasting betaald worden?
Omzet 5.000x120               € 600.000,-
Inkoopwaarde 5.000x25   € 125.000,-   -/-
Brutowinst                           € 475.000,-
Bedrijfskosten                     €    1.500,-
Nettowinst                           € 473.500,-
Startersaftrek                      €     2.123,-   -/-
Zelstandigenaftrek            €    7.280,-    -/-
                                                € 464.097,- 
MKB winstvrijstelling 14% €    64.973,-   -/- (belasting rond af op hele euro's)
Belastbare winst                 € 399.124,-

Slide 3 - Tekstslide

Nettowinst € 473.500,-
Belastbare winst € 399.124,-
Stel: Het belasting percentage is 37%
Hoeveel belasting moet er betaald worden?
37% van 399.124 is € 147.675,- (ook hier de belasting af op hele euro's)

Het belastingvoordeel wat er hier is:
in plaats van 37% te betalen over 473.500 moet er 37% betaald worden over 399.124
dit is dus 37% van (473.500-399.124) = € 27.519,-

Je betaald dus € 27.519,- minder aan belasting door de belastingvoordelen!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Ik zie:

Tekst:
Figuren:
Achterliggende gedachten:

Wat voor economische begrippen kan je aan de cartoon koppelen?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

§3.2 De vorm van de onderneming

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Keuze voor een ondernemingsvorm is afhankelijk van veel zaken. Meewegen in de beslissing moeten in iedere geval de volgende zaken:
  • aansprakelijkheid
  • belastingen
  • verzekeringen
  • wie is eigenaar?
  • wie heeft de leiding?

Slide 12 - Tekstslide

Aansprakelijkheid
Natuurlijk persoon

Rechtspersoon

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Natuurlijk persoon
  • zelf aansprakelijk
  • prive vermogen = zakelijk vermogen
  • netto winst = inkomen 
  • particulier verzekeren

Slide 15 - Tekstslide

Rechtspersoon
  • juridische vorm aansprakelijk
  • (bij wanbestuur wel aansprakelijk)
  • inkomen uit salaris
  • vennootschapsbelasting
  • werknemersverzekering

Slide 16 - Tekstslide

Ondernemingsvormen

Eenmanszaak met of zonder personeel 

Vof (Vennootschap onder firma)

* BV (Besloten vennootschap)

NV (Naamloze vennootschap)


Slide 17 - Tekstslide

Naamloze vennootschap
  • Geen eigenaren, maar aandeelhouders aan toonder;
  • Aandelen vrij te verhandelen op de effectenbeurs;
  • Aandeelhouders niet privé aansprakelijk;
  • Vennootschapsbelasting over de winst;
  • Winst als dividend naar aandeelhouders;
  • Dagelijkse leiding door directeuren (werknemers van de nv);
  • Continuïteit goed.

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk volgende les
Doornemen paragraaf 3.3
Maken de opdrachten van paragraaf 3.2

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video