H2 - E Writing & Grammar

Welcome to our



English class

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome to our



English class

Slide 1 - Tekstslide

I
You
He
She
It
We
You 
They
Het werkwoord 'to be' 
am
is
are
are
are
are
is
is

Slide 2 - Sleepvraag

Sleep de juiste (verkorte) vorm naar de zin.

timer
1:30
My mother ... in her room.
I ... twelve years old.
Jan and Marie ... my parents.
We ... in the kitchen.
You ... my best friend.
The dog ... in the garden.
am | 'm
are | 're
are | 're
is | 's
are | 're
is | 's

Slide 3 - Sleepvraag

Aan het einde van de les:
kan ik vraagzinnen en ontkenningszinnen maken in het present simple. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe stel je een vraag met "to be"?
Vraagzinnen met het werkwoord "to be" maak je door de eerste woorden van de zin om te draaien.

                            I am funny                           Am I funny?

Om de zin ontkennend te maken voeg je not of -n't na am, are, is.

She is funny                    She is not funny             She isn't funny.

Slide 5 - Tekstslide

To Be
Question

Negative sentences
aren't
aren't
aren't
isn't
isn't
isn't
we are not
not
'm

Slide 6 - Tekstslide

Nu vragen en ontkennen
I am / I'm very tall.                     Am I very tall?               I am not / I'm not very tall.
You are / you're shy.                 Are you shy?                 You are not / you aren't shy.
He is / he's funny.                      Is he funny?                  He is not / he isn't funny.
She is / she's pretty.                 Is she pretty?               She is not / she isn't pretty.
It is / it's very old.                       Is it very old?                It is not / it isn't very old.
We are / we're racing.              Are we racing?            We are not/ we aren't racing.
You are / you're twins.             Are you twins?            You are not/you aren't twins.
They are / they're cats.            Are they cats?           They are not/they aren't cats.

Slide 7 - Tekstslide

Typ zelf zometeen het juiste antwoord helemaal in.

Vergeet de hoofdletters, punten en vraagteken niet!



Slide 8 - Tekstslide

You are too tall. (maak een vraagzin)

Slide 9 - Open vraag


I am a student at Marigo. (maak ontkennend)

Slide 10 - Open vraag

The lamp is very hot. (maak een vraagzin)

Slide 11 - Open vraag

They can go to the cinema. (maak ontkennend)

Slide 12 - Open vraag

Maar... Halloooo!
NIET IN IEDERE ZIN STAAT
AM / IS / ARE!

Slide 13 - Tekstslide

Dat klopt, je hebt ook GEWONE werkwoorden zoals:
  • zingen = sing
  • springen = jump
  • zwemmen = swim

Bij gewone werkwoorden heb je de hulp nodig van "do" en "does" om vraagzinnen of NOT-zinnen te maken.

Slide 14 - Tekstslide

 Do
Question

Negative sentences

Slide 15 - Tekstslide

Wat hoort bij wat?
DO
DOES
Mrs Van Lierop
My dog
Mohammed and I
it
they
My sisters
we
she
Willem
I
you
he

Slide 16 - Sleepvraag

They play with the dog.
A
Do they play with the dog?
B
Does they play with the dog?
C
Play they with the dog?

Slide 17 - Quizvraag

Maak vragend:
We are twelve years old.

Slide 18 - Open vraag

Maak een NOT-zin:
The supermarket closes at 6 o'clock.
A
The supermarket doesn't closes at 6 o'clock.
B
The supermarket don't closes at 6 o'clock.
C
The supermarket don't close at 6 o'clock.
D
The supermarket doesn't close at 6 o'clock.

Slide 19 - Quizvraag

The supermarket closes at 6 o'clock.
A
Do the supermarket closes at 6 o'clock?
B
Does the supermarket closes at 6 o'clock?
C
Do the supermarket close at 6 o'clock?
D
Does the supermarket close at 6 o'clock?

Slide 20 - Quizvraag

Voeg NOT toe:
They are very sweet.

Slide 21 - Open vraag

I use Instagram.
A
Do I use Instagram?
B
Does I use Instagram?
C
Use I Instagram?

Slide 22 - Quizvraag

Voeg NOT toe:
My father is cooking.

Slide 23 - Open vraag

My mother likes to cook.
A
Do my mother like to cook?
B
Does my mother like to cook?
C
Do my mother likes to cook?
D
Does my mother likes to cook?

Slide 24 - Quizvraag

Maak vragend:
She is nice.

Slide 25 - Open vraag

Hoe ging deze les?
Super, vandaag ging het heel goed!
Ik geloof dat ik nog veel moet leren...... Maar ik heb er zin in!
50-50, beetje makkelijk, beetje moeilijk
Ik vind een zin vragend maken nog best wel moeilijk.
Supermoeilijk, ik heb bijles nodig.

Slide 26 - Poll

Stepping Stones/Huiswerk
Wat: blz. 108 t/m 111 opdrachten 34b, 35, 36, 37d, 38 en 39a.
Hulp: zie Grammar 4 en 5 op blz. 109/110 voor uitleg.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide