H2 U5 Uitleg aanwijzend vnw

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Het aanwijzend voornaamwoord

Geef één of meer voorbeelden van het aanwijzend voornaamwoord in het NEDERLANDS

Wat is een aanwijzend voornaamwoord in het Nederlands?

1. de / het / een
2. mijn / jouw / onze / zijn
3. voor / na / tijdens / tegelijk
4. dit / dat / die / deze

Wat zou een aanwijzend voornaamwoord dan in het Frans zijn?

1. mon/ma/mes
2. le/la/les
3. ce/cet/cette/ces
4. un/une/des

Het aanwijzend voornaamwoord

Je gebruikt het wanneer je iets aanwijst.

Dat meisje heeft die mooie tekening gemaakt.
 Dat en die = aanwijzend vnw

En français

Je hebt verschillende vormen in het Frans

>  kijk naar het woord ná het aanwijzend vnw.

J'adore le pantalon > J'adore ce pantalon!

Aanwijzend voornaamwoord 1

MANNELIJK ENKELVOUD 

> ce

LET OP!

begint het woord met een klinker of stomme h

Gebruik: CET.  par exemple: Cet hôtel est fermé.

Aanwijzend voornaamwoord 2

> vrouwelijk enkelvoud > cette

J'aime la robe! > J'aime cette robe!

> meervoud > ces

Je veux les chaussures. > Je veux ces chaussures

Stappenplan aanwijzend vnw 

Kijk naar het woord ACHTER het aanwijzend voornaamwoord. Stel jezelf dan de volgende vraag:

a. Is het meervoud? Gebruik dan ces

b. Is het vrouwelijk? Gebruik dan cette

c1. Is het mannelijk? Gebruik dan ce

c2. Is het mannelijk en begint het met een klinker of een h? Gebruik dan cet

En nu even oefenen:

sleep de woorden naar het juiste aanwijzend vnw 

ce

cet

cette

ces

épinards

table (v)

chaise (v)

homme (m)

stylo (m)

devoirs

journaux

_____ livre [mannelijk]

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

________ autographe [mannelijk]

1. cette
2. ce
3. ces
4. cet

______agenda [mannelijk]

1. cette
2. ces
3. ce
4. cet

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
adresse (v/ev)

Vul de juiste vorm in van het aanwijzend voornaamwoord:
… ami

Vul de juiste vorm in van het aanwijzend voornaamwoord:
… amie

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
homme

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hommes

Vul het aanwijzend voornaamwoord in!
hôtel

________ filles

1. ce
2. ces
3. cette
4. cet

_______ billet [mannelijk]

1. ce
2. ces
3. cette
4. cet

______ soirée

1. cette
2. cet
3. ce
4. ces

garçons

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

_____ acteur

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

_______ émission (v)

1. cet
2. cette
3. ces
4. ce

________ magazine (m)

1. cet
2. cette
3. ce
4. ces

______ journaux

1. ce
2. cet
3. cette
4. ces

________ dame

1. Ce
2. Cet
3. Cette
4. Ces

chanteuses

1. ce
2. ces
3. cette
4. cet

______ salade (v)

1. cet
2. ce
3. ces
4. cette

Exercice 

Maak exercice 16FGH page 86/87