economische groei vwo

Economische groei
14 september 2018
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Economische groei
14 september 2018

Slide 1 - Tekstslide

terugblik

BBP = optelsom van alle toegevoegde waarden + ambtenarensalarissen

 bruto toegevoegde waarde = omzet  - kosten van ingekochte goederen en diensten (alles is inkoop behalve loon, huur, rente, pacht, winst en afschrijvingen)

Netto toegevoegde waarde = bruto toegevoegde waarde - afschrijvingen.

Van de netto toegevoegde waarde moet een bedrijf de beloningen van de productiefactoren betalen (loon, huur, rente, pacht en uiteindelijk blijft de winst over).

Slide 2 - Tekstslide

terugblik

NBI = optelsom alle primaire inkomens

NBI = NBP

Bbi = Nbi + afschrijvingen

Bbi = Bbp

Slide 3 - Tekstslide

Binnenlands / Nationaal inkomen
Wat is het verschil tussen binnenlands en nationaal inkomen?

Slide 4 - Tekstslide

Binnenlands / Nationaal inkomen

Het Nationaal Inkomen is de som van al het verdiende (primaire) inkomen door de bevolking van een bepaald land in een jaar.

Bij Binnenlands Inkomen kijken we naar hoeveel inkomen er binnen de landsgrenzen wordt verdiend met produceren.

Slide 5 - Tekstslide

In Nederland wordt niet alleen met Nederlandse productiefactoren geld verdiend. Een Amerikaanse onderneming die in Nederland een vestiging heeft verdient winst. Gevolg?


Slide 6 - Tekstslide

Vragen over het huiswerk?

Slide 7 - Tekstslide

toepassing

Vraag 13: reele groei van het bruto binnenlands product?

Wat wordt er bedoeld met reele groei?

Slide 8 - Tekstslide

nominale en reele groei

nominale economische groei: de procentuele verandering van de waarde van de productie

reele economische groei: de procentuele verandering van de omvang/volume/hoeveelheid van de productie

Slide 9 - Tekstslide

maken
opdracht 13 t/m 16

Slide 10 - Tekstslide

Economische kringloop

- een schematisch model van de werking van de economie als systeem.

- abstracte voorstelling van de relaties tussen sectoren (sterk vereenvoudigd).

- geeft alleen de geldstromen tussen sectoren.

- gesloten systeem: er blijft geen geld binnen een sector hangen.
Ingaande geldstroom = uitgaande geldstroom

- Y = netto nationaal inkomen

Slide 11 - Tekstslide

SIBOEM

(S - I) + (B-O) = E - M

S - I = particuliere spaarsaldo

B - O = overheidssaldo

E - M = uitvoersaldo (saldo lopende rekening)

(S - I) + (B - O) = nationaal spaarsaldo

nationaal spaarsaldo = uitvoersaldo

Slide 12 - Tekstslide

Maken:
hoofdstuk 2 vraag 1 en 2 + 4 t/m 8

Slide 13 - Tekstslide