Verbes avoir, être, faire, aller, -er, -ir présent

  • Voca
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • Herhaling & oefenen Verbes irréguliers avoir, être
  • Herhalen & oefenen Verbes réguliers -er
  • Puzzel werkwoorden + huiswerkcontrole + controle gesprekje in tweetallen
  • Klaar? Vast leren voor toets in Quizlet (zie SOM voor link)

Slide 2 - Tekstslide

La roue des verbes
Roue 1: pronoms personnels
Roue 2: avoir, être, faire, aller, -er, -ir

Slide 3 - Tekstslide

Welke twee groepen werkwoorden zijn er in het Frans?

Slide 4 - Open vraag

Welke 4 onregelmatige werkwoorden ken je?

Slide 5 - Open vraag

Hoe leer je de onregelmatige werkwoorden?

Slide 6 - Open vraag

Hoe vervoeg je de regelmatige werkwoorden op -er?

Slide 7 - Open vraag

avoir = hebben
être = zijn

Slide 8 - Tekstslide

faire = maken/doen
aller = gaan

Slide 9 - Tekstslide

Elle ... une fille.
A
es
B
est
C
sont
D
sommes

Slide 10 - Quizvraag

Nous ... nos devoirs.
A
font
B
faites
C
fais
D
faisons

Slide 11 - Quizvraag

Tu ... à l'école.
A
vas
B
va
C
vais
D
vont

Slide 12 - Quizvraag

Martien et Erica ... un château.
A
a
B
avez
C
ont
D
avons

Slide 13 - Quizvraag

Vous ... au cinéma. (aller)

Slide 14 - Open vraag

Tu ... sympa. (être)

Slide 15 - Open vraag

Mes amis ... du foot. (faire)

Slide 16 - Open vraag

Léa ... un chien. (avoir)

Slide 17 - Open vraag

Il ... à Rotterdam.
A
a
B
va

Slide 18 - Quizvraag

Je/J' ... douze ans.
A
suis
B
ai

Slide 19 - Quizvraag

Elles ... du foot.
A
font
B
vont

Slide 20 - Quizvraag

Nous ... à l'école.
A
sommes
B
avons

Slide 21 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden op -er
Stap 1: haal -er van het werkwoord af
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe > e/es/e/ons/ez/ent

Slide 22 - Tekstslide

Elle habitent aux Pays-Bas.
A
B

Slide 23 - Quizvraag

Tu chantes une chanson.
A
B

Slide 24 - Quizvraag

J'aime le tennis.
A
B

Slide 25 - Quizvraag

Nous parlez français.
A
B

Slide 26 - Quizvraag

Elles ... le chocolat. (aimer)

Slide 27 - Open vraag

Le prof ... le cours. (donner)

Slide 28 - Open vraag

Vous ... une pomme. (manger)

Slide 29 - Open vraag

Je ... un film. (regarder)

Slide 30 - Open vraag

Maak een Franse zin met het werkwoord: aimer

Slide 31 - Open vraag

Antwoorden exercice 9
1. j'aime
2. on chante
3. vous parlez
4. tu donnes
5. ils écoutent
6. nous habitons

Slide 32 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • Herhaling & oefenen Verbes irréguliers avoir, être
  • Herhalen & oefenen Verbes réguliers -er
  • Puzzel werkwoorden + huiswerkcontrole + controle gesprekje in tweetallen
  • Klaar? Alvast leren voor de toets van aanstaande maandag in Quizlet (zie SOM voor link)

Slide 33 - Tekstslide