Scheikundige stoffen

Vandaag
Terug naar de basis.
We gaan de thema's van klein naar groot opbouwen
We beginnen met Scheikundige stoffen en begrippen
Dan gaan we het hebben over Cellen
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologySecondary Education

In deze les zitten 43 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
Terug naar de basis.
We gaan de thema's van klein naar groot opbouwen
We beginnen met Scheikundige stoffen en begrippen
Dan gaan we het hebben over Cellen

Slide 1 - Tekstslide

Chemische Stoffen
Doelen:
Begrijpen wat chemische stoffen zijn
Begrijpen dat er verschillende soorten processen zijn waarbij stoffen veranderen.
Begrijpen dat elke chemische stof speciale eigenschappen heeft.
Begrijpen hoe die eigenschappen en processen samenwerken in het lichaam.

Slide 2 - Tekstslide

Atomen en Moleculen
Alles, maar dan ook Alles, op onze aarde bestaat uit atomen
Atomen zijn de basis legoblokjes waaruit alles mee gebouwd kan worden.

Er zijn er heel veel, met elk hun eigen eigenschappen.

Slide 3 - Tekstslide

Periodiek systeem

Slide 4 - Tekstslide

Moleculen
Moleculen zijn combinaties van atomen. 
We hebben bijvoorbeeld het atoom O (zuurstof)
máár, een enkele O atoom kan niet goed alleen blijven.
Daarom hechten deze atomen aan elkaar en vormen een paar namelijk : O2, dit is de zuurstof die in de lucht zit.

Er zijn ook langere moleculen van zuurstof (O3, Ozon) dat kan je ruiken na een donderstorm

Slide 5 - Tekstslide

Zuurstof en Ozon

Slide 6 - Tekstslide

Dus
Legoblokjes:
O is een legoblokje , dat noemen wij Atomen
O2 en O3 zijn legohuisjes, dat noemen wij moleculen

Slide 7 - Tekstslide

Er zijn er meer...
Er kunnen ook verschillende Atomen worden gecombineerd om een groter molecuul te maken.
Water, zoals wij het kunnen drinken, wordt namelijk gemaakt van 2 atomen Waterstof (atoom H) en 1 atoom zuurstof (atoom O)
Samen wordt dat H2 O (2 waterstof blokjes + een zuurstof blokje)

Slide 8 - Tekstslide

Water H2O

Slide 9 - Tekstslide

Dus
Atomen zijn de legoblokjes
Moleculen zijn de legohuisjes die ermee kan bouwen
Combinatie van atomen kunnen voor andere chemische stoffen zorgen.

Slide 10 - Tekstslide

Atomen
O (zuurstof atoom) kan het molecuul O2 (zuurstof gas) vormen
H (waterstof atoom) kan samen met O  water maken (H2O)
Een andere hele belangrijke atoom is koolstof (C) 

Koolstofdioxide (CO2) is dus een combinatie van 1 koolstof atoom + 2 zuurstof atomen. 

Slide 11 - Tekstslide

CO2 koolstofdioxide

Slide 12 - Tekstslide

Langere Moleculen
Glucose, suiker, is ook een molecuul en bestaat uit Koolstofjes, Waterstofjes en Zuurstofjes.
Namelijk : 
  • 6 Koolstofjes
  • 12 Waterstofjes
  • 6 zuurstofjes
We noteren Glucose ookwel als C6H12O6

Slide 13 - Tekstslide

Glucose molecuul

Slide 14 - Tekstslide

Zelfs glucose kan langer
Glucose kunnen wij ook omzetten in veel langere moleculen
Dan heten het koolhydraten
Die zien er zo uit:

C12H22O11

Slide 15 - Tekstslide

Spelletje atomen tellen
CO2 
Hoeveel Koolstofjes (C)
Hoeveel Zuurstofjes (O)

Slide 16 - Tekstslide

Spelletje atomen tellen
H2O
Hoeveel Waterstofjes (H)
Hoeveel Zuurstofjes (O)

Slide 17 - Tekstslide

Spelletje atomen tellen
C6H12O6
Hoeveel Waterstofjes (H)
Hoeveel Zuurstofjes (O)
Hoeveel koolstofjes (C)

Slide 18 - Tekstslide

Spelletje atomen tellen
C12H22O
Hoeveel Waterstofjes (H)
Hoeveel Zuurstofjes (O)
Hoeveel koolstofjes (C)

Slide 19 - Tekstslide

Afbraak
Bij sommige processen kunnen deze moleculen worden afgebroken naar een kleiner molecuul óf naar de atomen zelf, maar de hoeveelheid atomen wordt nooit minder

Eén zo'n proces is vebranding

Slide 20 - Tekstslide

Dus...
Bij verbranding wordt het dus een rekensom 
De hoeveelheid atomen aan de ene kant van de som moeten dezelfde hoeveelheid zijn als bij de andere kant van de som.
Verbranding glucose ziet er zo uit:

C6H12O6 (gluc) + O2 (zuurstof)  = H2O (water) + CO2 (koolstofdioxide)

Slide 21 - Tekstslide

Verbranding
C6H12O6 (glucose) + O2 (zuurstof) = CO2 (Koolstofdioxide) + H20 (water)





Dit moet gelijk worden dus...

C
6
H
12
O
6+2
C
1
H
2
O
3

Slide 22 - Tekstslide

C6H12O6 (glucose) + O2 (zuurstof) = CO2 (Koolstofdioxide) + H20 (water)

1 molecuul glucose + 6 moleculen zuurstof = 6 moleculen koolstofdioxide en zes moleculen water
C6h12O6 + 6 O2 = 6 CO2 + 6 H20

C
6
H
12
O
6 +12
C
6
H
12
O
6(2) + 6

Slide 23 - Tekstslide

Andere vormen van afbraak...
Bij verbranding is het altijd een rekensom met zuurstof en als producten CO2 en water. 

Maar er zijn ook andere manieren om moleculen af te breken, zoals wat er in jouw mond gebeurt met Speeksel en koolhydraten
Dat is een rekensom met een Enzyme + Koolhydraten = Glucose + restproducten

Slide 24 - Tekstslide

Belangrijk
Atomen zijn legoblokjes en verdwijnen nooit
Moleculen zijn combinaties van de legoblokjes en die kunnen we uit elkaar halen.
Afbraak is het proces van moleculen uit elkaar halen.
Vebranding is een afbraak proces, waarbij energie vrijkomt.

Slide 25 - Tekstslide

Gassen, vloeistoffen en vaste stoffen
Moleculen kunnen in drie "stadiums" voorkomen.
Namelijk in dat van een gas, een vloeistof en een vaste vorm.

Dit heeft te maken met temperatuur, en met bepaalde eigenschappen van de moleculen.

Slide 26 - Tekstslide

Water (H20)
De gasvorm van water noemen wij stoom. Water wordt een gas op 100 graden Celsius 





Water kan ook als vloeistof voorkomen 


En water kan als vaste vorm voorkomen (ijs!) bij 0 graden Celsius 

Slide 27 - Tekstslide

Zuurstof
Zuurstof is een gas daarom ademen wij het. 
Het wordt pas een vloeistof bij -183 graden Celsius
En het krijgt een vaste vorm bij -218 graden Celsius

Slide 28 - Tekstslide

Belangrijk
Het stadium waarin een molecuul is (Gas, vloeistof of vast) ligt aan de temperatuur en aan eigenschappen van de stof.
Zuurstof  is een gas
Water  is een vloeistof
Koolstofdioxide  is een gas. 

Slide 29 - Tekstslide

Eiwitten
We hebben het nu gehad over energie houdende stoffen , zoals Glucose, die bij verbranding ons lichaam energie geven.

Er zijn ook andere stoffen zoals Eiwitten. 
Eiwitten zijn net zoals glucose Moleculen, wel zijn deze wat ingewikkelder. Zij worden namelijk gebruikt met een ander stofje aminozuren, aminozuren zijn ook moleculen.

Slide 30 - Tekstslide

Een eiwit molecuul

Slide 31 - Tekstslide

Eiwitten, Enzymen en Hormonen
Eiwitten zijn dus lange moleculen van kortere aminozuur moleculen. 
Net zoals koolhydraten worden opgebouwd met glucose moleculen.

Denk maar zo: je kunt een klein Legohuisje bouwen, maar als je meerdere legohuisjes opstapeld heb je een legoflat!

Slide 32 - Tekstslide

Eiwitten en spieren
Spieren gebruiken de aminozuren (de legoblokjes) van eiwitten om hun eigen cellen op te bouwen. 

Daarom noemen we eiwitten bouwstoffen, we bouwen er letterlijk spieren van.

Slide 33 - Tekstslide

Eiwitten en enzymen
Enzymen zijn ook moleculen die aminozuren gebruiken van de eiwitten. 
Maar enzymen hebben een specifieke taak: 
Zij versnellen processen.
Bijvoorbeeld processen zoals de afbraak van koolhydraten. 

Daarom hebben wij enzymen in ons speeksel

Slide 34 - Tekstslide

Eiwitten en Hormonen
Ook hormonen gebruiken net zoals enzymen de aminozuren.
Maar in plaats van processen versnellen, 
starten hormonen processen.

Zoals het omzetten van glucose naar glycogeen wordt gestart door het hormoon insuline.

Slide 35 - Tekstslide

Dus...
Brandstoffen zijn moleculen die worden verbrand om energie te creëren. Dit is een afbraak proces.
Bouwstoffen zijn moleculen die worden afgebroken om de afgebroken stukjes weer te gebruiken om andere dingen mee te bouwen.
Enzymen  zijn moleculen die gebouwd zijn met eiwitten die processen versnellen
Hormonen zijn moleculen die gebouwd zijn met eiwitten die processen starten 

Slide 36 - Tekstslide

Andere processen
Afbreken het kleiner maken van moleculen
Verbranding  afbreken van moleculen om energie te creëren 
Vergroten  het groter maken van een molecuul
Omzetten  het afbreken en opnieuw opbouwen van een molecuul zodat er andere eigenschappen ontstaan.

Slide 37 - Tekstslide

Voorbeelden
Afbraak  Speeksel enzym + koolhydraat = meer glucose 
Verbranding  zuurstof + glucose = CO2 + water en Energie
Vergroten  Glucose + glucose = koolhydraten
Omzetten  Glucose + insuline = glycogeen (opslagstof).

Slide 38 - Tekstslide

Zuren
Ook zuren kunnen moleculen afbreken. Dit is een eigenschap (een soort kunstje) van zuren.

Voorbeeld: Maagzuur kan goed eiwitten afbreken.

Slide 39 - Tekstslide

Oplossen
Bij het oplossen van stoffen (Zoals suiker in de thee) plakken de moleculen van de suiker in dit geval aan de moleculen van de thee.
Dit gebeurt ook in het lichaam; Denk maar aan bloedplasma waar hormonen en suiker zitten opgelost.

Slide 40 - Tekstslide

Vetten
Sommige stoffen zijn heel goed in oplossen, zoals suiker, andere stoffen zijn dat niet zoals vetten!
Kijk maar eens wat er gebeurt als je olie op water gooit, dat blijft drijven en lost niet mooi op.

Dit is ook zo voor de vetten die jij eet.

Slide 41 - Tekstslide

Gal en vetten
Gal is een belangrijke stof voor het oplossen van vetten.
Gal bezit namelijk enzymen die de vet moleculen kunnen afbreken waardoor zij wel kunnen oplossen in water. 


Daarom is gal belangrijk voor de spijsvertering!

Slide 42 - Tekstslide

Chemische Stoffen
Doelen:
Begrijpen wat chemische stoffen zijn
Begrijpen dat er verschillende soorten processen zijn waarbij stoffen veranderen.
Begrijpen dat elke chemische stof speciale eigenschappen heeft.
Begrijpen hoe die eigenschappen en processen samenwerken in het lichaam.

Slide 43 - Tekstslide