Muziek en theatervormgeving

Muziek en theatervormgeving
Muziek voor 1900, na 1900
vormgevingsaspecten/ muzikale middelen
jazz/ blues
Examenvragen
Theatervormgevingsaspecten en de 5 W's 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Muziek en theatervormgeving
Muziek voor 1900, na 1900
vormgevingsaspecten/ muzikale middelen
jazz/ blues
Examenvragen
Theatervormgevingsaspecten en de 5 W's 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moderne muziek
1900-1950
Muziek
vóór 1900
Tonale muziek
veel dissonanten
atonaliteit
duidelijke harmonie en melodie
1
2
3
4

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voor 1900
----------------------------------
Tonale muziek/Tonaliteit 
(er zit een grondtoon in de muziek die voor samenhang zorgt)

Er is een duidelijke melodie en harmonie in de muziek 
(je herkent de structuur in de muziek, het voldoet aan je verwachtingen)
1900- 1950
----------------------------------
Het tonale systeem werd losgelaten...vernieuwing!
- Veel dissonanten
- Atonaliteit
- Melodie kent geen logisch verloop/ grote sprongen/ fragmentarisch
-Klankkleur: andere 'instrumenten' of bijzondere combinatie
- 12 toonsmuziek (dodecafonie)
- Jazzmuziek

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de 6
muzikale middelen (vormgevingsaspecten) uit je syllabus?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Muzikale middelen:
  1. Toonhoogte (melodie; tonaal/ atonaal)
  2. Toonduur (maat/ritme)
  3. Tempo (snelheid muziek)
  4. Dynamiek (klanksterkte)
  5. Klankkleur (karakter van de muziek)
  6. Compositie (motief, thema)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke twee kenmerken horen bij jazzmuziek?
A
Blue note
B
Dissonanten
C
Improvisatie
D
Atonaliteit

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Blue note
Onzuivere noot die soms verglijdt (glissando) (vanaf 0:40)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een blue note
Is een klank die van onzuiver richting zuiver wordt gespeeld, en hierdoor spanning oproept. Wordt gespeeld in jazz, blues.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het effect van een syncope in de jazzmuziek?
A
het klinkt somber
B
er kan hierdoor geïmproviseerd worden
C
je kan het makkelijker meezingen
D
het ritme verschuift waardoor het swingt

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Syncope (ritme)
accent op een onverwacht moment, net voor of na de tel.




Slide 10 - Tekstslide

EERST EVEN DIT:

Wat is ritme?
Noten van verschillende lengtes vormen samen een ritme. Het ritme van een muziekstuk hangt sterk samen met de maatsoort en met de afwisseling van sterke en zwakke maatdelen. Denk bijvoorbeeld aan het ritme van je hart, of aan het ritme van een tikkende klok (tik tak tik tak).

Wat is een syncopisch ritme
In de pop- en jazzmuziek hoor je heel wat syncopes.
In de muziek spreekt men van een syncope wanneer een of meer tonen niet op de tel of puls vallen, waardoor een of meer normale accenten verlegd worden.

De syncope wordt in de muziek gebruikt om het accent te verleggen, om het accent op een andere dan de gebruikelijke / verwachte plaats aan te brengen. Vaak is dit de plek vlak voor het verwachte telaccent of vlak na de verwachte tel.

Of in simpele woorden…
Een syncope is wanneer er geen toon klinkt op een plek in de maat waar je het wel verwacht.
 JAZZ
Jazz is ontstaan uit een combinatie van: -Blues
-(African) spirituals
-Ragtime
-Europese muziek (klassieke muziek en  Europese instrumenten (bijv saxofoon, fanfare/ marsmuziek) 

Slide 11 - Tekstslide

INFO:
jazz is een muziekstijl met een rijke en boeiende historie.

Vandaag de dag wordt jazz door veel mensen als ‘intellectuele’ muziek beschouwd en ‘cultureel hoogstaand’. Dat staat eigenlijk in schril contrast met de oorsprong van het woord ‘jazz’. Van oorsprong werd de naam ‘jazz’ (destijds geschreven als ‘jass’) namelijk gebezigd voor de muziek die werd gespeeld in de bordelen van de wijk Storyville in New Orleans. 


Noem een muzikaal middel waarin de blues verschilt van jazz en leg uit..

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld van een verschil

  • Slepend tempo → langzame swing-beweging (subtiel uit de maat, spannende timing),  jazz is vaak sneller en opzwepender.
  • vast akkoordenschema- 12 maten schema dat continu herhaald wordt. Freejazz is bijvoorbeeld zonder akkoordenschema. Veel jazz heeft wel een vast schema, waardoor makkelijk geimproviseerd kan worden door solisten.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

overeenkomsten


  • ‘Blue notes’ → noten die in combinatie met de begeleidingsakkoorden een spanning oproepen
  • ‘Dirty intonation’ → rauw, schrapend stemgeluid
  • ‘Glissando’ → glijdende uithalen
  • Call and response (in jazz vaak instrumentaal)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenvraag: Gershwin
In de jaren twintig van de vorige eeuw streefden componisten in de Verenigde Staten naar een eigen en herkenbaar Amerikaans geluid.
Voor een concert op 12 februari in 1924 in New York met uitsluitend moderne Amerikaanse muziek schreef George Gershwin zijn Rhapsody in Blue, een compositie voor piano en orkest. Bij de uitvoering speelde hij zelf de pianosolo.
Luister naar het muziekfragment uit Rhapsody in Blue. Gershwin verwerkte hierin elementen uit zowel Europese als Amerikaanse muziekstijlen.

2p Noem van zowel de Europese als de Amerikaanse muziekstijlen één typerend kenmerk dat je hoort in dit fragment.  

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2p Noem van zowel de Europese als de Amerikaanse muziekstijlen één typerend kenmerk dat je hoort in dit fragment.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Muziek - Herdenken
geluidsfragment 1, tekst 13
In 1976 schreef de Poolse componist Henryk Gorecki zijn Symphony of  Sorrowful Songs, Symfonie van droevige liederen. In het geluidsfragment hoor je hieruit een gedeelte. Er wordt een tekst gezongen die een achttienjarig meisje in 1944 in haar cel in het hoofdkwartier van de
Gestapo kraste. Net als een Monument geeft de muziek uitdrukking aan het
onzegbare en wordt dan ook vaak gebruikt bij herdenkingen.

2p 33 Leg uit waarom deze muziek goed past bij het herdenken. Betrek twee
kenmerken van de muziek in je uitleg. 
Geluidsfragment 1

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


2p Leg uit waarom deze muziek goed past bij het herdenken. Betrek twee
kenmerken van de muziek in je uitleg.
Geluidsfragment 1

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de vormgeving van het spel kan een theaterstuk geanalyseerd worden aan de hand van 5 W's. Waar staan de 5 W's voor?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

(syllabus) De 5 W's staan voor:
  • Wie
  • Wat (plot)
  • Waar 
  • Wanneer (welke tijd)
  • Waarom (motief) 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theatervormgeving/ theatrale vormgeving, waar moet je dan aan denken?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Locatie 
Dit is de plek die door de theatermaker of de regisseur gekozen is, waar de voorstelling
plaatsvindt. In principe kan op elke locatie gespeeld worden (bijvoorbeeld in het theater of in
een fabriekshal, buiten op straat of in de duinen).
Decor 
Dit is de toneeltoerusting waarmee de plaats van handeling wordt voorgesteld, ook projecties
kunnen tot het decor behoren.
Kostuum 
Onder kostuum verstaat men de kleding van het personage.
Grime en hair styling
Dit gaat over de opmaak van het gezicht van de acteurs en hun haardracht: denk hierbij onder
andere aan schmink, pruiken en littekens.
Rekwisieten 
Rekwisieten zijn voorwerpen die in een voorstelling gebruikt worden door de spelers, zoals een
pen of een zwaard. Ook stoelen en tafels die op een toneel staan zijn rekwisieten.
Attributen 
Een attribuut is een speciaal rekwisiet, dat bij een rol hoort, zoals een liniaal voor een strenge
juf, een scepter voor een koning, de lier van Apollo, de sleutels van Petrus. Daaraan kun je het
personage herkennen.


Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Belichting
Door middel van belichting van de speelplek zorgt men voor zichtbaarheid van wat zich
afspeelt, maar ook voor een bepaalde sfeer. Belichting kan de aandacht van het publiek op een
bepaalde handeling richten. Denk hierbij aan de kleur en de intensiteit van het licht.
Muziek
Theatervoorstellingen kunnen worden begeleid door muziek, die net als belichting, voor een
sfeer of bepaalde emotie kan zorgen. Denk aan bombastische muziek om een opschepper te
karakteriseren, of minimalistische muziek als ondersteuning van een sterfscène.
Geluid en geluidseffecten
Ook door middel van geluid kunnen scènes worden ondersteund of benadrukt. Denk hierbij aan
wapengekletter bij vechtscènes of geluidsdecor/soundscapes met zwembadgeluiden om een
zwembad te verbeelden.
Enscenering
Het geheel van positie en bewegen van de acteurs in combinatie met de theatervormgeving.
Toneelbeeld
Het toneelbeeld is een ‘still’ uit de voorstelling. Alles wat je ziet op een bepaald moment van
het stuk hoort bij het toneelbeeld: het decor, de kostuums, de rekwisieten, de belichting en de
positie van de acteurs daarin.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theater - 100% Amsterdam
Het Berlijnse theatercollectief Rimini Protokoll wil dat het publiek participeert in zijn voorstellingen en maakte in 2014 de voorstelling 100% Amsterdam. Honderd Amsterdammers staan op het toneel en vertellen over hun leven en hun stad.

Rimini Protokoll wil met zijn voorstelling maatschappelijke thema’s bespreekbaar maken. In filmfragment 1 en 2  komen thema’s aan de orde komen zoals ‘stad’ en ‘religie’.

De thema’s ‘stad’ (fragment 1) en ‘religie’ (fragment 2) worden verduidelijkt door de theatervormgeving.
(2p) Beschrijf op welke manier het thema:
- STAD wordt vormgegeven met een aspect van de theatervormgeving, 
- RELIGIE wordt vormgegeven met een ANDER aspect van de theatervormgeving. 


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fragment 1 - stad
zie filmpje in volgende slide

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Fragment 2 - religie
zie filmpje in volgende slide

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Video

Deze slide heeft geen instructies

(2p) Beschrijf op welke manier het thema:
- STAD wordt vormgegeven met een aspect van de theatervormgeving,
- RELIGIE wordt vormgegeven met een ANDER aspect van de theatervormgeving.

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies