Framing

Framing
De kracht van taal
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Framing
De kracht van taal

Slide 1 - Tekstslide

Wat is framing?

Slide 2 - Woordweb

"Denk niet aan een roze olifant"
Waar denk je nu aan? 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke zou jij kiezen? 

Slide 6 - Tekstslide

Middelvinger?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Het nieuws is volgens mij...
A
altijd subjectief
B
altijd objectief
C
vaker subjectief dan objectief
D
vaker objectief dan subjectief

Slide 9 - Quizvraag

Framing in de media vindt plaats wanneer er zich een voorval voordoet dat de media als nieuwswaardig acht en waarover ze het publiek willen inlichten (Tuchman, 1978). Zoals ik hierboven al heb vermeld, is het onmogelijk om de werkelijkheid objectief weer te geven, omdat die simpelweg te complex is (de Bruijn, 2014). Van Gorp (2006) geeft drie redenen waarom nieuws nooit een weerspiegeling van de werkelijkheid kan zijn. Ten eerste isoleert men de gebeurtenis uit zijn context bij de berichtgeving erover (Van Gorp, 2006). Ten tweede heeft een journalist slechts beperkte tijd en ruimte ter beschikking (Van Gorp, 2006). Zo moeten journalisten strakke deadlines respecteren waardoor ze slechts enkele uren de tijd hebben om een nieuwsverslag te schrijven en bovendien hebben ze voor dat verslag slechts een beperkte ruimte ter beschikking (Van Gorp, 2006). Ten derde gaat het bij een verslaggeving steeds om een perceptie van de gebeurtenis waardoor die altijd partieel subjectief is ( Fowler, 1991 in Van Gorp, 2006). Omwille van het feit dat de werkelijkheid te complex is, zal een reporter steeds een bepaald perspectief innemen om die realiteit bevattelijk voor te stellen (de Bruijn, 2014). Een verslaggever zal met andere woorden dus in de meeste gevallen een of meerdere frames hanteren wanneer hij over een bepaalde kwestie bericht waardoor hij de alternatieve interpretaties die het publiek omtrent die kwestie ter beschikking heeft controleert (McCullagh, 2002 in Van Gorp, 2006). 

Slide 10 - Tekstslide

In welke sectoren zou men framing gebruiken?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Video

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is framing? 
= een bepaald deel van de werkelijkheid tonen, maar niet alles ...
= bepaalde delen van de werkelijkheid extra benadrukken (emoties opwekken) / andere delen bewust weglaten 
 
= (on)bewust gebruiken van woorden die negatieve of positieve associaties oproepen 

DOEL = iemands mening beïnvloeden OF manipuleren

Slide 16 - Tekstslide

Framing adhv taal
Je kunt anderen beïnvloeden door bijvoorbeeld:
- woordkeuze 
 (vb. extra reistijd vs vertraging / werkloos vs werkzoekend) 
- beeld opwekken 
(vb. logo McDonalds) 
- vergelijkingen
(vb. 20% goedkoper dan bij de concurrent)
- overdrijvingen
(vb. word schandalig rijk)
- metaforen
(vb. time is money, we maakten hen met de grond gelijk) 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Framing in reclame 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

De gevoelswaarde van een woord noemt men ...
A
Denotatie
B
Connotatie
C
Eufemisme
D
Dysfemisme

Slide 21 - Quizvraag

!! Opmerking: De gevoelswaarde die toegekend wordt aan een woord kan …………………………………………… in de loop van de tijd. Denk maar aan het woord wijf, dat evolueerde van een …………………………………….. naar een …………………………………. connotatie. 

Slide 22 - Tekstslide

Eufemisme vs dysfemisme 
Eufemismen
Een eufemisme is een woord/uitdrukking dat/die …………………………………… klinkt dan een synoniem.
vb. interieurverzorgster ipv poetshulp
Dysfemismen
Een dysfemisme is een woord/uitdrukking dat/die ……………………………………… klinkt dan een synoniem.
Voorbeeld: moddervet ipv dik



Slide 23 - Tekstslide

Waarom gebruik je eufemismen/dysfemismen? 
……………………………………………………………………………………………………….……..
Voorbeeld: kleine boodschap doen i.p.v kakken – intiem contact i.p.v seks – de man met de zeis i.p.v de dood
………………………………………………………………..………………………..………………………
Voorbeeld: Het is niet echt mijn smaak i.p.v Ik vind het lelijk
……………………………………………………………………………………………………………..
Voorbeeld: Hij heeft enkele onregelmatigheden begaan in de boekhouding i.p.v Hij heeft gefraudeerd

Waarom gebruik je dysfemismen? .............................................................................

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Populaire kranten
  • opvangframe
  • integratieframe
  • slachtofferframe 
  • liefdadigheidsframe
  • familieframe 
  • lokale frame 
Kwaliteitskranten
  • migratieframe
  • oorlogsframe
  • beleidsframe
  • Turkijeframe
  • moslimframe 

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht
Nu is het aan jullie! Ga zelf eens na hoe een bepaalde gebeurtenis wordt geframed in de media. Je vergelijkt twee artikels uit twee verschillende kranten met elkaar.

  • Vragen: zijn de woorden die gebruikt worden eerder positief of negatief? 
  • Noteer alle woorden met een positieve connotatie en alle woorden met een negatieve connotatie uit beide artikels.
  • Is er een verschil in framing? Wordt de gebeurtenis in het ene artikel bijvoorbeeld positiever geframed dan in het andere artikel? 
  • Herschrijf beide krantenkoppen naar een ander frame. 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide