Toetsvoorbereiding_Hfst4

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herhalingsvragen par. 1
  • Waarom ontstond de eerste industriestad juist in Noord-Engeland?
  • Waarom zijn de locatiefactoren in de loop van de tijd veranderd in Manchester?
  • Wat zijn agglomeratievoordelen?

Slide 2 - Tekstslide

Noord-Engeland: 'Kraamkamer van wereldwijde industrie revolutie''
Waarom?

Volop werk in smederijen, kolenmijnen, pakhuizen, haven, katoenspinnerijen 

Kapitaal: (Engeland grootste koloniale macht India, beheersing wereldzeeën) 

Voldoende grondstoffen: steenkool en ijzerets bij Lancashire

Voldoende technologische vernieuwingen (uitvinding stoommachine)

Slide 3 - Tekstslide

Par.2
  • Wat is het verschil tussen cityvorming?
  • Wat is de overeenkomst?
  • Wat voor invloed heeft gentrificatie op de grondprijs?

Slide 4 - Tekstslide

  • Gentrificatie gaat om bewoners en cityvorming om bedrijven
  • Beide hebben invloed op de grondprijs en zorgen voor een verandering van de wijk (van armer/goedkoper naar rijk/luxueus)
  • Gentrificatie zorgt voor hogere grondprijs (i.e. duurdere huizen)

Slide 5 - Tekstslide

Par. 3
  • Waarom vallen staat en natie niet altijd samen?

Slide 6 - Tekstslide

Par. 4
  • Hoe is het ijzeren gordijn nu nog zichtbaar in Europa?
  • Welke gunstige locatiefactoren heeft Oost-Europa?
  • Welk verschil zie je in Oost-Europa tussen stad en platteland? 

Slide 7 - Tekstslide

Par. 5
  • Welke twee type vluchtelingen zijn er? Waarin verschillen deze groepen?
  • Waarom komen vluchtelingen naar Europa? Gebruik de begrippen push- en pullfactoren
  • Wat zijn de kansen van vluchtelingen na aankomst in de EU?
  • Welke maatregelen neemt de EU tegen vluchtelingen?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Mini quiz
  • Pak je telefoon en ga naar lessonup

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een voordeel van een planeconomie
A
De producten waren van goede kwaliteit
B
Er wordt nooit te veel geproduceerd
C
De klant heeft veel keuze uit producten
D
Iedereen verdient evenveel

Slide 11 - Quizvraag

In welk jaar werden veel oost Europese landen lid van de EU
A
1989
B
1991
C
2004
D
1945

Slide 12 - Quizvraag

Waar staat de afkorting NAVO voor?
A
Noord-Amerikaanse Verdragsorganisatie
B
Noord-Atlantische Vredesorganisatie
C
Noord-Amerikaanse Vredesorganisatie
D
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een bedrijf met vestigingen in verschillende landen?
A
Multimedia onderneming
B
Multinationale onderneming
C
Kennisintensieve onderneming
D
Agglomeratie onderneming

Slide 14 - Quizvraag

Welke onderdelen beheers ik al goed?

Slide 15 - Open vraag

Welke onderdelen moet ik nog goed bestuderen?

Slide 16 - Open vraag