Klas 3 H8.2 Radioactiviteit

H8.2 radioactieve stoffen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H8.2 radioactieve stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Welkom
  2. Herhaling lesstof 8.1 Eigenschappen van straling
  3. Uitleg 8.2 Radioactiviteit
  4. Zelf aan de slag met NOVA 8.2 Radioactiviteit
  5. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling lesstof 8.1 Eigenschappen van straling

Slide 3 - Tekstslide

1 Er bestaan diverse soorten straling, zoals het licht van een gloeilamp, de warmtestraling van een radiator en de ultraviolette straling van een zonnebank. Wat klopt voor al deze verschillende soorten straling?
A
Ze zijn zichtbaar.
B
Ze zijn onzichtbaar.
C
Ze komen uit een bron.
D
Je kunt ze voelen met je huid.

Slide 4 - Quizvraag

2 Sommige bloemen die ons mensen helemaal niet opvallen, zijn voor bijen goed te zien. Hoe komt dat?
A
Bijen zien infrarode straling.
B
Bijen zien ultraviolette straling.
C
Bijen zien geen rood en oranje.

Slide 5 - Quizvraag

3 Ratelslangen kunnen ’s nachts prooidieren waarnemen. Wat voor soort straling nemen ze dan waar?
A
infrarode straling
B
microstraling
C
röntgenstraling
D
ultraviolette straling

Slide 6 - Quizvraag

4 Annelies zegt: ‘Straling kan energie bevatten.’
Debbie zegt: ‘Stralingsenergie kan in warmte worden omgezet.’ Wie heeft of hebben gelijk of ongelijk?

A
Annelies en Debbie hebben allebei gelijk
B
Alleen Annelies heeft gelijk
C
Alleen Debbie heeft gelijk
D
Annelies en Debbie hebben allebei gelijk

Slide 7 - Quizvraag

5 Stoffen kunnen worden afgebroken door straling. Waaruit blijkt dat?
A
Gekleurd papier verbleekt door infrarode straling.
B
Gekleurd papier verbleekt door ultraviolette straling
C
Wit papier wordt bruin door infrarode straling
D
Wit papier wordt warm door ultraviolette straling.

Slide 8 - Quizvraag

6 Vul in: a Als straling op een voorwerp valt, kan de straling worden ........... of
geabsorbeerd.
b Als straling wordt ............., komt de energie in de straling vrij. Die stralingsenergie:
– kan worden omgezet in ................;
– kan (soms) ook ............... afbreken.
c Ioniserende straling is straling die ..................... .
d .............straling is zwak ioniserend; ............. is veel sterker

Slide 9 - Open vraag

Leerdoelen H8.2
  1. Je kunt natuurlijk radioactief en kunstmatig radioactief beschrijven.
  2. Je kunt de activiteit van een radioactieve bron meten.
  3. Je kunt het verschil beschrijven tussen stabiele en instabiele kernen.
  4. Je kunt berekenen hoe de activiteit van radioactief materiaal in de loop van de tijd afneemt.

Slide 10 - Tekstslide

Radioactieve stoffen
Radioactieve stoffen zenden spontaan ioniserende straling uit.
Dit heet natuurlijk radioactief

Radioactieve stoffen vind je overal, meestal in kleine hoeveelheden: in de bodem, het water, in lucht, in gebouwen en zelfs in je lichaam.


Uraniumerts
1

Slide 11 - Tekstslide

In de grond zitten radioactieve stoffen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Waar worden geen radioactieve stoffen gebruikt?
A
In kerncentrales
B
In papierfabrieken
C
In ziekenhuizen
D
In fluoriserend speelgoed

Slide 13 - Quizvraag

Meten van radioactieve straling
Geigerteller
Een Geiger-Müllerteller; een instrument om te meten hoeveel kernstraling er is.
fotografische film
Als er straling op de film terecht komt, wordt de film na ontwikkeling grijs of zwart

Hoe donkerder de ontwikkelde film wordt, hoe meer straling erop gevallen is

Slide 14 - Tekstslide

Waarnemen
Ioniserende straling kun je niet zien, horen of voelen. Je kunt hem alleen waarnemen met instrumenten.
B.v. de geigerteller

Slide 15 - Tekstslide

Stabiele en instabiele kernen
Stabiele kernen veranderen niet uit zichzelf en daardoor zijn deze stoffen niet radioactief.

Een radioactieve stof heeft atoomkernen die instabiel zijn. 
Deze kernen veranderen uit zichzelf
en zenden daarbij een kleine hoeveelheid straling uit: 
dit noemen we radioactief verval.

Slide 16 - Tekstslide

Activiteit
Activiteit = 
aantal kernen dat per seconde verandert

Activiteit wordt gemeten in becquerel (Bq)


De activiteit van een radioactieve bron hangt af van:

  • de hoeveelheid radioactieve stof;
  • de halfwaardetijd.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe meer kernen per seconde veranderen, hoe meer straling er wordt uitgezonden.

De activiteit van een hoeveelheid materiaal wordt steeds kleiner. 

Slide 18 - Tekstslide

Halveringstijd (halfwaardetijd)
Na de halveringstijd:
- is de helft van de instabiele atoomkernen verdwenen 
(deze zijn vervallen en een ander soort atoom geworden)

- is de hoeveelheid straling ook met de helft verminderd (er blijven steeds minder instabiele kernen over)

Slide 19 - Tekstslide

Halveringstijd
Na hoeveel seconden is de activiteit van deze stof gehalveerd? 

t = ?
Halveringstijd
Activiteit is bij 0 sec 16 Bq. De helft van 16 = 8.
Aflezen bij 8 Bq geeft dat de halveringstijd 16 seconden is.

Dus t = 16 seconden

Slide 20 - Tekstslide

Halveringstijd
Instabiele kernen zenden kernstraling uit. 
Dit betekent dat de hoeveelheid radioactieve deeltjes van een radioactieve stof minder wordt.
De tijd die nodig is om de helft van het aantal deeltjes in de bron vervallen is, noemen we de halveringstijd of de halfwaardetijd. 


Slide 21 - Tekstslide

Uranium 235 heeft een halfwaardetijd van 50 jaar. Na hoeveel jaar is er nog maar 12,5 % van de oorspronkelijke hoeveelheid over ?
A
50 jaar
B
100 jaar
C
150 jaar
D
200 jaar

Slide 22 - Quizvraag

Zelfstandig werken

  • - Maak in je werkboek opgaaf 16 t/m 25 blz. 119 t/m 120.
  • Hoe: zelfstandig werken.
  • Hulp: Nova boek
  • Tijd: tot aan het einde van deze lesuur.
  • Uitkomst: 16 t/m 25 af
  • Klaar: Huiswerk opgaven 16 t/m 29 blz. 119 t/m 122.
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

Radioactieve stoffen zijn
A
Stabiel
B
Instabiel

Slide 24 - Quizvraag

Neon-24 heeft een halfwaardetijd van 15 uur.

Hoeveel radioactiviteit is er na 30 uur nog over?

A
de helft
B
een kwart
C
een achtste
D
niets meer

Slide 25 - Quizvraag

radioactiviteit met je met een
A
becquerel meter
B
radio activiteit meter
C
geigerteller

Slide 26 - Quizvraag

Radioactieve stoffen die door mensen zijn gemaakt, noem je ..... radioactief
Radioactieve stoffen die niet door mensen zijn gemaakt, maar "gewoon" in de natuur voorkomen, noem je ..... radioactief
kunstmatig
Natuurlijk

Slide 27 - Sleepvraag

De radioactiviteit van een stof (Becquerel) is een maat voor
A
hoeveel straling je ontvangt
B
hoeveel atoomkernen er vervallen

Slide 28 - Quizvraag

Welke natuurkundige ontdekte
de radioactiviteit?
A
Marie Kondo
B
Marie Curie
C
Jim Carrey
D
Mariah Carey

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de activiteit van een kern?
A
Hoe druk wij zijn in deze les
B
Hoeveel radioactiviteit het atoom per seconde uitstraalt
C
Hoeveel er gebeurd vandaag.
D
Hoeveel instabiele kernen die per seconde vervallen

Slide 30 - Quizvraag

In een reactor welke radioactiviteit vind daar plaats.
A
natuurlijke
B
kunstmatige
C
reactoriale
D
zelf gemaakte

Slide 31 - Quizvraag

IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen.

Hoeveel radioactiviteit is er na zes dagen nog over?

A
de helft
B
een kwart
C
een achtste
D
niets meer

Slide 32 - Quizvraag