h.3 Woordenschat

Les Nederlands 

maandag 16 januari 2022






Welkom!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les Nederlands 

maandag 16 januari 2022






Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Woordstrategie:

 Voorbeelden

h.3 Woordenschat

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


  • De betekenis van een moeilijk woord kun je vaak vinden door woordstrategieën te gebruiken.

  • Je kijkt daarbij naar de context 
     (in de buurt) van het moeilijke woord.
Moeilijke woorden

Slide 5 - Tekstslide


  • Soms staat er in de context een synoniem.

  • In de buurt van het woord:
     'onenigheid' staat bijvoorbeeld 'ruzie

  • Door het bekende woord 'ruzie' kun je dan afleiden dat 'onenigheid' ongeveer hetzelfde betekent.
Synoniem

Slide 6 - Tekstslide

  • Soms kun je een moeilijk woord begrijpen door een omschrijving van dat woord

  • Bij 'conservatorium' staat bijvoorbeeld 'school waar je wordt opgeleid tot beroepsmusicus'.

  • Definitie is een heel nauwkeurige omschrijving van een woord. 

  • 'parallellogram' = een vierhoek met twee paren evenwijdige zijden.
Omschrijving en definitie

Slide 7 - Tekstslide


  • Soms staan er voorbeelden in de tekst om moeilijke woorden uit te leggen.

  • Sommige mensen zijn dol op 'reptielen', zoals krokodillen, hagedissen en schildpadden
Voorbeelden

Slide 8 - Tekstslide

synoniem
omschrijving
definitie
voorbeelden
Deugden zoals zelfbeheersing en beleefdheid werden vroeger erg gewaardeerd.
Onfatsoenlijk zijn was ongewenst. Men werd dan als onbeschaafd beschouwd. 
Fabrikanten zijn verplicht een bijsluiter te verstrekken bij hun medicijnen. Zo'n bijsluiter is een folder met informatie over geneesmiddelen.

Slide 9 - Sleepvraag


  • Een voorbeeld wordt vaak gebruikt:

  • na een signaalwoord (bijvoorbeeld, zoals, neem nou, denk aan enz.)
  • na een dubbele punt
  • voorafgaand aan een moeilijk woord of begrip.
Voorbeelden

Slide 10 - Tekstslide


  • Reptielen zoals krokodillen, hagedissen en schildpadden.

  • Via internet kun je veel feestartikelen   kopenslingers, confetti en ballonnen.

  • De Dag van de Leraar, de secretaressedag zijn dagen waarop een beroepsgroep in het zonnetje wordt gezet.
Voorbeelden

Slide 11 - Tekstslide

na een signaalwoord voor een voorbeeld
Na een dubbele punt
voorafgaand aan een moeilijk woord
De meeste gerechten, denk aan vispasteien en stoofpotten, werden vroeger met de handen gegeten.
Smakken, een boer laten of je neus ophalen tijdens het eten zijn ongewenste tafelmanieren.
Bijna iedereen heeft weleens iets verzameld: bijzondere steentjes, postzegels, stripalbums of knuffels.

Slide 12 - Sleepvraag


  • Ga naar h.3 woordenschat (blz. 84 en verder)
  • Maak de startopdracht en opdracht 1 en 2.
Zelf aan de slag!

Slide 13 - Tekstslide