2a1 Engelse werkwoorden vervoegen

Pak een schrift en een pen!
Welkom!
Ga rustig zitten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Pak een schrift en een pen!
Welkom!
Ga rustig zitten

Slide 1 - Tekstslide

De afspraken
  • Telefoon in je tas (stil, vliegtuigmodus of uit).
  • Tijdens de instructie ben je stil.
  • Als je iets wilt vragen steek je je hand op, je wacht met praten tot je de beurt krijgt.

Slide 2 - Tekstslide

Het programma
- Engelse werkwoorden vervoegen, hoe doe je dat ook alweer?
- Oefening baart kunst!
- Leren voor morgen / vragen stellen over de stof


Slide 3 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Werkwoorden die uit het Engels komen, vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse (zwakke) werkwoorden.

joggen - ik jog - hij jogt - hij jogde - hij heeft gejogd
downloaden - ik download - hij downloadt - hij downloadde - hij heeft gedownload
gamen - ik game - hij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

Slide 4 - Tekstslide

Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft. 

paintballen > ik paintball - hij paintballt - hij heeft gepaintballd (je hoort 'bol', dus dubbel l) 

whatsappen > ik whatsapp - hij whatsappt - hij heeft gewhatsappt (je hoort 'ep')



Slide 5 - Tekstslide

Spelling Engelse werkwoorden
Wanneer schrijf je dan geen dubbele klinker aan het einde van de ik-vorm?

Als de dubbele klinker niet bepalend is voor de uitspraak.

Grillen > ik gril - jij grilt - hij heeft gegrild
Stressen > ik stres - jij strest - hij is gestrest


Slide 6 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
  • sommige ww behouden -e in de stam, vanwege uitspraak:

    gamen > ik game - jij gamet - hij gamede - hij heeft gegamed

    deleten >ik delete - jij deletet - hij deletete - hij heeft het bestand gedeletet

Slide 7 - Tekstslide

Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste klank.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.

racen - ik race - hij racet - hij racete - hij heeft geracet
smashen - ik smash - hij smasht - hij smashte - hij heeft gesmasht

Slide 8 - Tekstslide

Wat is goed gespeld?
A
Ik heb jaren gevolleybald
B
Ik heb jaren gevolleyballd

Slide 9 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
A
Els savt de documenten op haar pc
B
Els savet de documenten op haar pc

Slide 10 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
A
Job heeft het document gedeleted
B
Job heeft het document gedeletet

Slide 11 - Quizvraag

Oefening
In 3 stappen:
  1. Zelf de oefening maken (5 minuten, stil werken)
  2. In tweetallen de antwoorden vergelijken/bespreken (5 min.)
  3. klassikaal bespreken

Slide 12 - Tekstslide

Oefening
  1. Toen hij nog in Amsterdam werkte .... <carpoolen> hij elke dag.
  2. Mark ..... <brunchen> met zijn ouders en zussen.
  3. Joris ..... <faken> dat hij hoofdpijn heeft.
  4. De trainer heeft zelf ook in een team .... <hockeyen>

  5. Vul in, gebruik: vloggen
    hij .... vandaag
    wij .... gisteren
    zij hebben ....
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Leren voor morgen
Stil werken!

Wat je nu doet, hoef je thuis niet te doen.

Vragen? Steek je hand op.

Slide 14 - Tekstslide