Blok 1 - Grammatica - les 1 - zinsdelen herhaling leerjaar 2 + Bijvoeglijke bepaling

Blok 1 - Grammatica
Zinsdelen  (herhaling leerjaar 2)
wwg - ond - lv - mw - bwb - bvb

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Blok 1 - Grammatica
Zinsdelen  (herhaling leerjaar 2)
wwg - ond - lv - mw - bwb - bvb

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunnen 
Je weet welke vragen je moet stellen om de volgende zinsdelen in een zin kunt vinden: 
  • ond
  • wwg
  • lv
  • mv
  • bwb
  • bvb (bijvoeglijke bepaling)
Je kunt een enkelvoudige zin in zinsdelen verdelen en de volgende zinsdelen benoemen:
  • ond
  • wwg
  • lv
  • mv
  • bwb
  • bvb (bijvoeglijke bepaling)
Weten 
1

Slide 2 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zelfstandig werken
1
Lees
Grammatica - inleiding (blz. 22)
Maak
Opdracht 1 
Hoe
In je schrift, werk netjes
Alleen of duo
Tijd
15 minuten
Eerder klaar?
Begin aan opdracht 3 (blz. 23)
Resultaat
Na 15 minuten bespreken we opdracht 1
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zinsdelen - hoe zit het ook alweer?
1
Je kunt een zin in delen verdelen: de zinsdelen. 
Er is een heel gemakkelijke manier om dat te doen. Onthoud het volgende:





Zodra je weet wat de pv (persoonsvorm) is, maak je steeds (in je hoofd) een andere zin. Tussen de zinsdelen zet je streepjes.
 



Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel. 

Slide 4 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zinsdelen - hoe zit het ook alweer?
1
Dus: 






De zinsdelen zijn dus: 
Ik | heb | dat cadeau | op maandag | aan Greetje | gegeven. 
   



  • Ik heb dat cadeau op maandag aan Greetje gegeven.
  • Op maandag heb ik dat cadeau aan Greetje gegeven.
  • Dat cadeau heb ik op maandag aan Greetje gegeven.
  • Aan Greetje heb ik dat cadeau op maandag gegeven.




Slide 5 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoe zit het ook alweer?
1




  • Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?  
  • Hoe vind je het onderwerp?  
  • Hoe vind je het lijdend voorwerp?  
  • Hoe vind je het meewerkend voorwerp?  
  • Hoe vind je de bijwoordelijke bepaling?  

Het meisje heeft de koningin gisteren een bosje bloemen aangeboden.
Dit zijn alle werkwoorden in een zin samen.
Wie of wat + werkwoordelijk gezegde? (Wie/wat doet het?)
Wie of wat + gezegde + onderwerp? 
(Bepaalde werkwoorden hebben altijd een lv)

Aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?(bepaalde werkwoorden hebben altijd een mv)

Met vragen als: waar, wanneer, waardoor, waarmee, waarnaar, hoe, hoeveel?

Slide 6 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.


De presentator stelde een brutale vraag aan de zangeres.
A
Meewerkend voorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


De turner wordt door zijn trainer aan de rekstok gehangen.
A
Meewerkend voorwerp
B
Bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meewerkend voorwerp of Bijwoordelijke bepaling?
1
  1. Wat is het verschil tussen de zinsdelen aan de zangeres en aan de rekstok
  2. Wat voor zinsdeel is aan de rekstok
De presentator stelde een brutale vraag aan de zangeres.
De turner wordt door zijn trainer aan de rekstok gehangen.
Aan de zangeres geeft de persoon aan die ontvangt. 
Aan de rekstok geeft een plaats aan. 
Een bijwoordelijke bepaling (bwb)

Slide 9 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.


Welke van de drie zinnen staat een meewerkend voorwerp
a. Onze auto moest voor een onderhoudsbeurt naar de garage.
b. Fleur heeft voor haar moeder een lekker geurtje gekocht.
c. Vanwege het hoge water hebben soldaten in dat dorp zandzakken voor de       deuren gelegd.

A
zin A
B
Zin B
C
zin C

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
1
  • Aan zelfstandige naamwoorden kun je extra informatie toevoegen. Je noemt dan een extra kenmerk of eigenschap van dat zelfstandige naamwoord.
  • Een deel dat extra informatie geeft noem je de bijvoeglijke bepaling.
  • Een bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.

Een bijvoeglijke bepaling is géén apart zinsdeel!

Slide 11 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
1
  • Aan zelfstandige naamwoorden kun je extra informatie toevoegen. Je noemt dan een extra kenmerk of eigenschap van dat zelfstandige naamwoord.
  • Een deel dat extra informatie geeft noem je de bijvoeglijke bepaling.
  • Een bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.

Een bijvoeglijke bepaling is géén apart zinsdeel!

Slide 12 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
1
De knappe zus van mijn vriendin is een veelgevraagd fotomodel.
  • Knappe en van mijn vriendin = zijn de bvb bij zus
  • Veelgevraagd = bvb bij fotomodel

Slide 13 - Tekstslide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Zelfstandig werken
1
Lees
1.4 Zinsontleding - Bijvoeglijke bepaling (blz. 23)
Maak
- Opdracht 3, 4 in je schrift
- Opdracht 5 in de online lesmethode / toetsblaadje
Hoe
- Bij opdracht 3 en 4 mag je samenwerken
- Opdracht 5 maak je indivueel
Tijd
Eerder klaar?
Resultaat
Opdracht 5 is een diagnostische opdracht en geeft inzicht of je de nieuwe lesstof voldoende beheerst.
timer
15:00

Slide 14 - Tekstslide

Meer dan 3 fouten in opdracht 5, dan 1.4 Bijvoeglijke bepaling bijspijkeren.
Ik kan een zin in zinsdelen verdelen en benoemen.
010

Slide 15 - Poll

Deze slide heeft geen instructies