V4 Communicatie 19 Overtuigen

Welkom V4TA!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Welkom V4TA!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Par. 19 Overtuigen: mening, argumenten, feitelijk vs. waarderend, tegenargument en weerlegging
  3. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide


10 minuten
lezen

Slide 3 - Tekstslide

Mening
Met een mening maakt een​ schrijver zijn lezer duidelijk hoe ​hij ergens tegenaan kijkt. ​

Een ander woord voor mening ​is ook wel standpunt.




Slide 4 - Tekstslide

In welke van onderstaande tekstsoorten kom je een mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 5 - Quizvraag

Tekstsoorten met een mening
​Beschouwende tekst – doel is mening laten vormen​
 Betogende tekst – doel is overtuigen
Activerende tekst - doel is overtuigen EN je iets laten doen

Slide 6 - Tekstslide

Expliciet vs. impliciet
Lang niet altijd geeft een schrijver zijn mening expliciet aan met signaalwoorden, vaak moet je als lezer zelf maar uit de tekst afleiden wat de schrijver nou vindt. 

Slide 7 - Tekstslide

Aan welke ​signaalwoorden kun je een mening/standpunt herkennen?

Slide 8 - Woordweb

Argumenten
Een schrijver gebruikt argumenten om zijn mening te onderbouwen of aannemelijk te maken. ​


Ik vind dat de overheid maatregelen moet nemen tegen obesitas, want 25% van de jeugd heeft al verschijnselen van obesitas. 

Slide 9 - Tekstslide

Aan welke signaalwoorden kun je argumenten herkennen?

Slide 10 - Woordweb

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten, omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.
A
Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten
B
omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.

Slide 11 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je bent verkouden, je kunt maar beter een paracetamol nemen.
A
Je bent verkouden
B
je kunt maar beter een paracetamol nemen.

Slide 12 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Het is verstandig om je regenjas mee te nemen, het regent.
A
Het is verstandig om je regenjas mee te nemen
B
het regent.

Slide 13 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je moet goed leren vanmiddag, want morgen krijg je een toets.
A
Je moet goed leren vanmiddag
B
want morgen krijg je een toets.

Slide 14 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden. Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.
A
Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden.
B
Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.

Slide 15 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je moet snel die tickets kopen, de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.
A
Je moet snel die tickets kopen
B
de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.

Slide 16 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Stilzitten is erg ongezond, dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.
A
Stilzitten is erg ongezond
B
dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.

Slide 17 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan als docent, want hij heeft al 20 jaar werkervaring. Bovendien werkte hij hiervoor in een soortgelijke functie als coach.
A
argument - standpunt
B
standpunt - argument - argument
C
argument - standpunt - standpunt
D
standpunt -argument - standpunt

Slide 18 - Quizvraag

Feitelijke en waarderende uitspraken
Een schrijver maakt zijn tekst sterker als zijn mening en argumenten feitelijke uitspraken bevatten. ​


Een feitelijke uitspraak is een uitspraak waarvan (eenvoudig) vast te stellen is of de uitspraak ‘waar’ of ‘onwaar’ is. 

Van een waarderende uitspraak is dat niet vast te stellen; het behelst een oordeel van wat goed of slecht, mooi of lelijk is. 

Slide 19 - Tekstslide

Feitelijke uitspraak of niet? 

Energiedrankjes moeten verboden want uit onderzoek blijkt energiedrankjes hartritme- stoornissen veroorzaken bij jongeren.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 20 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Ik vind die nieuwe roman erg goed. Ik kon me namelijk erg inleven in de hoofdpersoon en de verhaallijn vond ik erg spannend.

A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 21 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Ik verwacht niet dat Jeroen Dijsselbloem in de Tweede Kamer blijft. Ik kan me niet voostellen dat dat werk hem nog genoeg uitdaging zal bieden.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 22 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Als president zal ik de begroting in evenwicht houden, want dat heb ik ook gedaan toen ik gouverneur was.
A
feitelijke uitspraak
B
waarderende uitspraak

Slide 23 - Quizvraag

Tegenargument en weerlegging
Standpunt (mening)
Karel: Rijk Hofman zou een eigen straatnaam moeten krijgen in Meppel. 

Argument (reden)
Karel: Dankzij zijn YouTube-kanaal hoeven jongeren zich namelijk niet te vervelen in tijden van corona. 

Tegenargument (ontkracht iemands standpunt)
Anna: De filmpjes van Rijk Hofman worden in Meppel amper bekeken.  

Weerlegging (ontkracht iemands (tegen)argument) - op argument
Abdul: Al die jonge kijkers zullen zich vervelen, want zijn filmpjes zijn slaapverwekkend. 

Weerlegging (ontkracht iemands (tegen)argument) - op tegenargument
George: Volgens de laatste cijfers komt 30% van al zijn kijkers uit Haveltermade, dat is best veel. 

Slide 24 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
             Persoon A                      Persoon B                          Persoon A
Standpunt

Rijk Hofman zou een eigen straatnaam moeten krijgen in Meppel. 
Tegenargument

De filmpjes van Rijk Hofman worden in Meppel amper bekeken.
Weerlegging

Volgens de laatste cijfers komt 30% van al zijn kijkers uit Haveltermade, dat is best veel. 
Argument

Dankzij zijn YouTube-kanaal hoeven jongeren zich namelijk niet te vervelen in tijden van corona. 

Weerlegging

Al die jonge kijkers zullen zich vervelen, want zijn filmpjes zijn slaapverwekkend. 

Slide 25 - Tekstslide

Welke signaalwoorden worden er gebruikt voor een tegenargument en weerlegging? Dezelfde als bij een...
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
concluderend verband
D
opsommend verband

Slide 26 - Quizvraag

Justin: Als je niet van geweld houdt, kun je de film Fury beter niet kijken. Deze film zit bomvol gewelddadige scènes.

Hailey: Zoveel gewelddadige scenes zijn het nou ook weer niet. Slechts in 5 van de 200 minuten wordt er gevochten.


A
Hailey geeft een tegenargument.
B
Hailey geeft een weerlegging.

Slide 27 - Quizvraag

Jantje: Volgens mij kun je dit jaar in klas 3 beter blijven zitten. Dan slaag je over 3 jaar op het examen namelijk met veel hogere cijfers.

Pietje: Maar dat kost me een heel jaar!
A
Pietje geeft een tegenargument
B
Pietje geeft een weerlegging

Slide 28 - Quizvraag

Alexander: Omdat er helemaal geen alcoholische versnaperingen zijn, vind ik Iran geen geschikt vakantieland voor levensgenieters.

Maxima: Als je de juiste kanalen kent, kun je er heus wel bier en wijn kopen.
A
Maxima geeft een tegenargument.
B
Maxima geeft een weerlegging.

Slide 29 - Quizvraag

Sonny: Ik vind dat de leeftijdgrens om alcohol te mogen drinken beter weer naar 16 jaar kan. Het verbod wordt toch op grote schaal ontdoken.



Gregory: Alcohol drinken is voor jongeren van 16 extreem schadelijk voor de nog groeiende hersenen. 
Jaydi: Volgens de laatste cijfers houdt 80% van alle zestienjarigen zich netjes aan de regel.
Weerlegging
Tegenargument
Sorelis: Mijn zusje van 16 is het nog niet gelukt om aan alcohol te komen. 

Slide 30 - Sleepvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende week: 
Huiswerk: maken opdr. 3 t/m 9 + 13 t/m 18 (p. 94-97 oefenboek)

Week na de vakantie: 
Programma: lezen par. 20 + maken opdr. 3 t/m 7 + 9 t/m 22 (p. 98-101 oefenboek)

Slide 31 - Tekstslide