3-31, M1F, mannelijk, vrouwelijk, onzijdig

Welkom, TH1A
Pak je leesboek, boek, schrift & pen voor je

Begin alvast met lezen. 
timer
12:00
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom, TH1A
Pak je leesboek, boek, schrift & pen voor je

Begin alvast met lezen. 
timer
12:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
Jeugdjournaal kijken en luisteren
A
B
C
Check: ken ik de leerdoelen van de week?
Weektaak afmaken & nakijken
Klaar!
Schrijf een verhaaltje van ongeveer 200 woorden over wat jij zou doen met een miljoen euro. Gebruik verwijswoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorspellen:
Wat denk je dat je in het Jeugdjournaal gaat zien?

Wat speelt er nu in de wereld?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De jongen .... daar staat, is moe.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het boekje ... daar ligt, is van mijn neefje.
A
dat
B
die
C
wat

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De rode fiets ... daar staat
A
dat
B
die
C
wat

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wil je de bal hebben? Nee, ... is te zacht, ik wil .... harde.
A
deze, die
B
dat, dit
C
die, deze

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de boom zit een vogel ... mooie geluiden maakt.
A
dat
B
wat
C
die

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je met die informatie?
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die.
Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een punt aan het einde van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Aan het werk
blz. 220 - opdracht 1 t/m 5 afmaken
A
B
C
blz. blz. 218 - opdracht 1 t/m 4 afmaken
Klaar? 
1. Opdrachten nakijken via Classroom 
2. Lezen uit je leesboek / weektaak ander vak
Klaar!
Schrijf een verhaaltje van ongeveer 200 woorden over wat jij zou doen met een miljoen euro. Gebruik verwijswoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van deze les kan je bepalen of een Nederlands woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is en er op de juiste manier naar verwijzen.
Klaar!
Lees op deze site alvast over die en dat!

Slide 12 - Tekstslide

Introduceer het leerdoel en leg uit wat er van de studenten wordt verwacht na de les.
Welk lidwoord hoort bij het woord 'fiets'?
A
Het
B
Dat
C
De
D
Die

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk lidwoord hoort bij het woord 'tafel'?
A
De
B
Dat
C
Die
D
Het

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk verwijswoord past in de zin: 'Ik wil graag ___ broodje!'
A
Dat
B
Dit
C
Die
D
Deze

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het woordgeslacht?
Net zoals in het Frans, Duits of Spaans hebben Nederlandse woorden een woordgeslacht
De-woorden zijn mannelijk of vrouwelijk. 
Het-woorden zijn onzijdig.

Slide 16 - Tekstslide

Definieer wat een zin is en geef voorbeelden van zinnen en niet-zinnen.
Geslacht opzoeken
Je kan het woordgeslacht opzoeken in een (online) woordenboek.

Slide 17 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een hoofdletter aan het begin van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Wat doe je met die informatie?
Voor mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die.
Voor onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat.

Slide 18 - Tekstslide

Leg uit waarom het belangrijk is om een punt aan het einde van een zin te gebruiken en laat voorbeelden zien.
Welk lidwoord gebruiken we altijd bij woorden in het meervoud?
A
de
B
het
C
een

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefening 1
Zoek het woordgeslacht van de volgende woorden op www.vandale.nl
1. school
2. gevaar
3. bibliotheek

Slide 20 - Tekstslide

Geef de studenten de opdracht om vijf zinnen te schrijven die aan de vereisten voldoen en laat ze hun werk met elkaar delen.
Aan het werk
blz. 220 - opdracht 1 t/m 5
A
B
C
blz. blz. 218 - opdracht 1 t/m 4 afmaken
Klaar? Lezen uit je leesboek.
Klaar!
Schrijf een verhaaltje van ongeveer 200 woorden over wat jij zou doen met een miljoen euro. Gebruik verwijswoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 3 van de kopietjes
A
B
C
Maak opdracht 4 t/m 6 van de kopietjes
Oefen online via deze link: oefeningen.
Klaar!
Schrijf een verhaaltje van ongeveer 200 woorden over wat jij zou doen met een miljoen euro. Gebruik verwijswoorden.
timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 25 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 1 ding op waarover je meer wilt weten.

Slide 26 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 27 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 28 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies