lowan huis woorden memory
1 / 40
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Welke woorden zag je op de vorige dia?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Tekstslide
Welk woorden zag je op de vorige dia?
A
de badkamer
B
de zolder
C
de trap
D
de tuin
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
dia 3
Welk woord zag je NIET?
Welk woord zag je NIET?
A
de lift
B
de zolder
C
de schoorsteen
D
het dak
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
dia 4
Welk woord zag je NIET?
Welk woord zag je NIET?
A
het appartement
B
het dorp
C
de verdieping
D
de boerderij
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
dia 5
Welk woord zag je NIET?
Welk woord zag je NIET?
A
de eettafel
B
het dorp
C
de bushalte
D
het vloerkleed
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Waar kun je op zitten ?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Dia 7.
Welk woord zag je NIET?
Welk woord zag je NIET?
Tekst
A
de deken
B
het bed
C
de spiegel
D
het gordijn
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
dia 8
Wat zag je? Noem de 4 woorden.
> de ...... > het ......
Wat zag je? Noem de 4 woorden.
> de ...... > het ......
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
dia 9
Welk woord zag je NIET?
Welk woord zag je NIET?
A
het bed
B
de wastafel
C
de handdoek
D
het bad
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
dia 10
Welk woord zag je NIET?
Welk woord zag je NIET?
A
de magnetron
B
de koelkast
C
de afzuigkap
D
de zeep
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Welk woord zag je NIET?
A
de koelkast
B
de afzuigkap
C
de stofzuiger
D
het strijkijzer
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Welk woord zag je NIET?
A
de emmer
B
de vaatwasser
C
de bezem
D
de strijkijzer
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Video
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Neem je ......... rode paprika of ......... groene? (de paprika)
A
deze, deze
B
dit, dit
C
deze, dit
D
dit, deze
Slide 34 - Quizvraag
Ik neem ......... bril. .......... andere bril staat me niet. (de bril)
A
deze, die
B
deze, dat
C
dat, dat
D
deze, dit
Slide 35 - Quizvraag
Ober, .......... biefstuk is niet vers! (de biefstuk)
A
dit
B
deze
Slide 36 - Quizvraag
Ik houd van ijs, maar ...... ijs vind ik niet lekker (het ijs)
A
die
B
dit
Slide 37 - Quizvraag
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
wat vond je van de les ?
😒🙁😐🙂😃
