hoofdstuk 6

Paragraaf 6.1
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 6.1

Slide 1 - Tekstslide

Van het platteland naar de stad
  • Rond het jaar 1000 werd de landbouw beter → meer voedsel → mensen gezonder.
  • Boeren hoefden niet allemaal meer op het land te werken → sommigen trokken naar de stad.
  • In steden gingen mensen werken als ambachtsman of handelaar.
  • Steden groeiden vooral op plekken met goede landbouwgrond en handelsroutes (zoals Vlaanderen & Noord-Italië).

Slide 2 - Tekstslide

Het leven in de stad
  • Steden waren druk en er was veel handel op markten.
  • Mensen werkten in een ambacht: ze maakten iets met de hand (bijv. smid, schoenmaker).
  • Mensen met hetzelfde beroep werkten samen in een ambachtsgilde.
  • Gilden zorgden voor:
regels over wie het werk mocht doen
goede kwaliteit van producten
opleiding (leerling → gezel → meester)
hulp bij ziekte of overlijden

Slide 3 - Tekstslide

Bestuur van de stad
  • In het begin hadden koningen, graven of bisschoppen de macht.
  • Rijke steden kochten stadsrechten en mochten zelf regels maken.
  • Ze mochten ook:
eigen rechtbank hebben
belasting innen
markten organiseren
  • Bestuur was vaak in handen van rijke families.
  • Vrouwen mochten meestal niet meebeslissen, maar werkten wel mee in winkels.

Slide 4 - Tekstslide

Handel en internationale contacten
  • Er kwam steeds meer handel, binnen en buiten Europa.
  • Kooplieden verkochten o.a. zijde, specerijen, wijn, hout, graan.
  • Kooplieden gebruikten wisselbrieven in plaats van contant geld.
  • De Hanze = samenwerking van Noord-Europese handelssteden 
  • Via handel kwamen er ook producten uit het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Azië.

Slide 5 - Tekstslide

Paragraaf 6.4

Slide 6 - Tekstslide

Wat waren de kruistochten?
  • De kruistochten waren religieuze oorlogen tussen christenen en moslims.
  • Paus Urbanus II riep in 1095 op tot de eerste kruistocht.
  • Doel: het Heilige Land (Jeruzalem) bevrijden van moslims.
  • Veel Europese ridders en boeren gingen op weg → gewapende tocht naar het Midden-Oosten.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom gingen mensen mee?
  • Ze wilden iets goeds doen voor God (religieus motief).
  • Ze hoopten dat hun zonden werden vergeven.
  • Sommigen gingen uit avontuur, of om rijk te worden.
  • Arme mensen zagen een kans op een beter leven.
  • Edelen wilden meer macht of land.

Slide 8 - Tekstslide

Wat gebeurde er tijdens de kruistochten?
  • Verschillende kruistochten tussen 1096 en 1291.
  • Ridders veroverden stukken land en stichtten kruisvaardersstaten.
  • Onderweg werd er veel gevochten, geplunderd en geleden.
  • Niet alle kruistochten waren succesvol.

Slide 9 - Tekstslide

Wat waren de gevolgen?
  • Meer handel met het Midden-Oosten: suiker, specerijen, katoen.
  • Kennis kwam terug naar Europa: over geneeskunde, wiskunde, sterrenkunde.
  • Meer contact tussen islamitische en christelijke wereld.
  • Het Byzantijnse Rijk werd zwakker → Constantinopel later veroverd.
  • Europese blik op de wereld werd groter.

Slide 10 - Tekstslide