- Steden waren druk en er was veel handel op markten.
- Mensen werkten in een ambacht: ze maakten iets met de hand (bijv. smid, schoenmaker).
- Mensen met hetzelfde beroep werkten samen in een ambachtsgilde.
- Gilden zorgden voor:
regels over wie het werk mocht doen
goede kwaliteit van producten
opleiding (leerling → gezel → meester)
hulp bij ziekte of overlijden