2021_02_01 3k Oefen 4.2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3,4

H4.2 Woon je verzekerd?

Programma

Inloggen via Lessonup.app met je mobiel

Nakijken huiswerk 8 t/m 10 op pagina 118

Uitleg 4.2

Quiz

Zelfstandig werken

Einde les

Maak een foto van het gemaakte huiswerk opgave 8 t/m 10 en plaats deze hier:

Lesdoelen 

Aan het einde van de les kunnen jullie:

• Uitleggen wat een inboedelverzekering en opstalverzekering zijn en waarvoor mensen deze afsluiten.
• Uitleggen wat de gevolgen zijn als je onderverzekerd bent. 

Inboedelverzekering

= dekt de schade die je door inbraak, brand of wateroverlast hebt aan de spullen in je huis.

           Meestal verzekerd tegen de nieuwwaarde 

Opstalverzekering

= verzekering tegen schade aan het huis zelf, bijvoorbeeld door brand of storm.

Herbouwwaarde = het bedrag dat nodig is om hetzelfde huis opnieuw te bouwen.

Onderverzekeren

Onderverzekerd = als de verzekerde waarde van je inboedel of woonhuis lager is dan de werkelijke waarde ervan.

De schadevergoeding bij onderverzekering =

verzekerde waarde : werkelijke waarde x schadebedrag

Voorbeeld onderverzekeren

Rob sluit voor zijn huis een opstalverzekering af. Hij verzekert zijn huis voor €200.000.

Door een storm loopt Rob schade op van €8.000. De herbouw-waarde van het huis blijkt €250.000. Bereken hoeveel de verzekeraar aan Rob vergoedt.

Formule: verzekerde waarde : werkelijke waarde x schadebedrag

Verzekerde waarde : werkelijke waarde x schadebedrag

(200.000 : 250.000) x 8000 = €6.400

Onderverzekeren

Rob bekijkt de polisvoorwaarden en ziet dat hij een eigen risico heeft van €300 per gebeurtenis. Hoeveel euro moet Rob nu in totaal zelf betalen?

€8.000 - €6.400= € 1.600 + €300 = €1.900

Oververzekeren

Als een huis of inboedel oververzekerd is, is de werkelijke waarde van de inboedel of woning lager dan de verzekerde waarde. De verzekeraar betaalt dan het volledige schadebedrag uit maar niet meer.

Oververzekeren heeft geen zin. Je betaalt dan meer premie, maar je krijgt nooit meer vergoed dan de geleden schade

Quiz

5 vragen

Een verzekering voor je spullen in je huis noem je een ...

1. inboedelverzekering.
2. opstalverzekering.

Een opstalverzekering

1. verzekert de inboedel van een woonhuis
2. verzekert de gebouwen

Als je een koophuis hebt is het verstandig om een...….. af te sluiten

1. inboedelverzekering
2. inboedelverzekering en opstalverzekering
3. opstalverzekering
4. geen van alle antwoorden is juist

Een lekkage in een huurhuis zorgt voor waterschade aan het plafond.
Dit wordt vergoed door:

1. de aansprakelijkheids-verzekering van de verhuurder
2. de inboedelverzekering van het gezin
3. de opstalverzekering van het gezin
4. de opstalverzekering van de verhuurder

Oververzekeren heeft altijd zin.

1. Juist
2. Onjuist

Zelfstandig werken

Maak opgave 11 t/m 16 op pagina 119

Eerder klaar? Maak opgave 17 en 18.

4.2 Woon je verzekerd (deel 1)

Inboedelverzekering

• Dekt de schade die je door inbraak, brand of wateroverlast hebt aan de spullen in je huis.
  
• Meestal tegen nieuwwaarde

Misdaadmeter 2016

Misdaadmeter 2016

Einde les

Huiswerk afronden t/m 18 op pagina 119.

4.2 Woon je verzekerd (deel 1)

Deze les:

• Inboedelverzekering
  

Huiswerk

19 t/m 25 vanaf pagina 108

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)

Deze les:

• Opstalverzekering
• Onderverzekerd

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)

Opstalverzekering:

• Voor schade aan het huis zelf
• Verzekerd tegen herbouwwaarde (bedrag dat je nodig hebt om hetzelfde huis opnieuw te bouwen
• Let op!! herbouwwaarde is geen  verkoopwaarde!!

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)

Onderverzekerd:

• De verzekerde waarde van inboedel of woonhuis is lager dan de werkelijke waarde
• Je krijgt minder vergoed dan de schade die je hebt geleden

4.2 Woon je verzekerd (deel 2)

Onderverzekerd:

• De verzekerde waarde van inboedel of woonhuis is lager dan de werkelijke waarde
• Je krijgt minder vergoed dan de schade die je hebt geleden

Schadevergoeding bij onderverzekering =

 verzekerde waarde / werkelijke waarde x schadebedrag

Aan het werk!

MMaken:

t/m vraag 22

Leren:

Begrippen 4.2