Synoniemen en antoniemen

Synoniemen en antoniemen 
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Synoniemen en antoniemen 

Slide 1 - Tekstslide

Synoniemen
Sommige woorden hebben dezelfde betekenis. 
Bijvoorbeeld de woorden juist en correct. 
Dat soort woorden noem je synoniemen.

Als twee woorden synoniemen van elkaar zijn, kun je ze door elkaar vervangen.
Dat antwoord is correct. = Dat antwoord is juist.
Sommige woorden hebben meer dan één synoniem. (goed, juist, correct)

Slide 2 - Tekstslide

Synoniem voor:
meteen
A
later
B
morgen
C
direct
D
volgend jaar

Slide 3 - Quizvraag

Synoniem voor:
verwijderen
A
laten zitten
B
doorlopen
C
weghalen
D
breder maken

Slide 4 - Quizvraag

Synoniemenwedstrijd!
  • Samen met je tweetal: verzin zoveel mogelijk woorden met een synoniem erbij, in 1 minuut. 
  • Schrijf deze op in je schrift.
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn de antoniemen van 
deze woorden? 

1. Gezond 
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

Je hebt 1 minuut de tijd om deze opdracht te maken.




timer
1:00

Slide 7 - Tekstslide

Antoniem-battle
In 1 minuut verzin je in je tweetal zoveel mogelijk antoniemen. (licht - donker, zwart - wit)
 Je mag internet gebruiken. Schrijf ze op in je schrift. 


timer
2:00

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord hoort bij:
Iets kunnen
A
Beheersen
B
Betrekkelijk
C
Aanvaarden
D
Behoorlijk

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord hoort bij:
Nogal veel
A
Afnemen
B
Betrekkelijk
C
Elders
D
Behoorlijk

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord hoort bij:
Goed begrijpen
A
Bevatten
B
Lijken
C
Beoordelen
D
Beseffen

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord hoort bij:
Eerst
A
Behoren tot/ bij
B
Aanvankelijk
C
Anderzijds
D
Baseren op

Slide 12 - Quizvraag

Welk woord hoort bij:
Iets te weten komen

A
Achterhalen
B
Aantreffen
C
Aantasten
D
Aangeven

Slide 13 - Quizvraag

Aan de slag

Slide 14 - Tekstslide