16-9 V4 pasados + unidad 1 gramática

Esta clase:
1) practicar Kijk-en Luistertoets
2) repaso de los tiempos verbales, los pasados: perfecto / indefinido / imperfecto.
3) explicación gramática 
4) los deberes
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Esta clase:
1) practicar Kijk-en Luistertoets
2) repaso de los tiempos verbales, los pasados: perfecto / indefinido / imperfecto.
3) explicación gramática 
4) los deberes

Slide 1 - Tekstslide

Vervoeg: yo - hacer - perfecto

Slide 2 - Open vraag

Vervoeg: tú - decir - indefinido

Slide 3 - Open vraag

Vervoeg: nosotros - hablar - imperfecto

Slide 4 - Open vraag

Vervoeg: vosotros - ir - indefinido

Slide 5 - Open vraag

ella - hacer - indefinido

Slide 6 - Open vraag

él - ser - imperfecto

Slide 7 - Open vraag

ellos - escribir - perfecto

Slide 8 - Open vraag

vosotros - ir - imperfecto

Slide 9 - Open vraag

usted - leer - indefinido

Slide 10 - Open vraag

yo - tener - indefinido

Slide 11 - Open vraag

tú - ver - perfecto

Slide 12 - Open vraag

Unidad 1 gramática parte 1
ser / estar + adjetivos
SER = het beschrijven van iemands karakter of vaste eigenschappen
ESTAR = tijdelijke toestand

1a) Es un chico nervioso, nunca puede estar quito.
1b) El chico está nervioso porque tiene un examen.
2a) Eres muy guapa.
2b) Estás muy guapa con ese vestido.


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

unidad 1 gramática parte 2
In betrekkelijke bijzinnen gebruik je vaak een beschrijving, deze worden geïntroduceerd door:
Pronombres de relato - betrekkelijke voornaamwoorden (let op; geen accenten!)

Personas - que         (NL: personen - die)
Cosas - que                (NL: dingen - die/dat)
Lugares - donde      (NL: plaatsen - waar)

Slide 15 - Tekstslide

Ejemplos
Lugares:
Esta es la plaza donde cenamos ayer - Dit is het plein waar we gisteren hebben gegeten.
Esta es la habitación donde duerme mi hermana - Dit is de kamer waar mijn zus slaapt.
Personas:
Es alguien que habla tres lenguas - Dat is iemand die drie talen spreekt.
Mi madre es una persona que siempre trabaja mucho. - Mijn moeder is iemand die altijd veel werkt.
Cosas:
Es una máquina que imprime cosas en 3D - Het is een machine die dingen print in 3D.
Es un libro que describe el país España - Het is een boek dat het land Spanje beschrijft. 

Slide 16 - Tekstslide

Los deberes
1) estudiar las palabras de unidad 1
2) hacer todas las actividades de gramática de unidad 1
3) estudiar la gramática de unidad 1
4) estudiar los pasados (perfecto/indefinido/imperfecto)
5) leer libro - Lola Lago

Slide 17 - Tekstslide