Donderdag 1 juni

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, t
• Leerjaar 2

Herhaling trede 9

Lezen: onderwerp en deelonderwerpen.

Het onderwerp vind je door: titel, inleiding, plaatjes en tussenkopjes te lezen. 

Deelonderwerpen: staan in het middenstuk. Ze staan onder het onderwerp. 

nos.nl

Wat is het onderwerp van de tekst?

1. Groningers lopen schadevergoeding mis
2. Groningers melden aardbevingsschade niet
3. Aardbevingen
4. Aardbevingen in Groningen

De deelonderwerpen zijn?

1. Vergoeding
2. Schaden melden is belangrijk
3. Kans op schadevergoeding is groot.
4. Veiligheid

Grammatica

Pv: 1. maak een vraagzin

       2. zet de zin in een ander tijd. 

ow: stel de vraag: wie of wat + pv? (de doener)

wwg: alle werkwoorden in de zin (dus ook de pv. 

lv: wie of wat + wwg + ow? (de ondergane) 

Pv:
De tweelingbroers hebben op de kraamafdeling nog voor enige verwarring gezorgd.

Ow:
De tweelingbroers hebben op de kraamafdeling nog voor enige verwarring gezorgd.

wwg:
De tweelingbroers hebben op de kraamafdeling nog voor enige verwarring gezorgd.

pv:
Morgen krijgt mijn tachtigjarige opa een tablet op zijn verjaardag.

ow:
Morgen krijgt mijn tachtigjarige opa een tablet op zijn verjaardag.

lv:
Morgen krijgt mijn tachtigjarige opa een tablet op zijn verjaardag.

Formuleren: voegwoorden

Met voegwoorden kun je van twee zinnen één zin maken. 

Samengestelde zinnen hebben dan ook altijd twee persoonsvormen en een voegwoord. 

Welke voegwoorden ken je?

Samengestelde zin?
De chauffeur laat het filmpje zien.

1. Ja
2. nee

Samengestelde zin?
In de bus ligt een dvd en die moet worden afgespeeld.

1. ja
2. nee

Voegwoord?
Als je dorst hebt, moet je water drinken

Voegwoord?
Sophie fiets altijd samen naar school, want dan kunnen ze even bijkletsen.

Voegwoord?
Zie je wel dat ik kan skateboarden?

Spelling tt en vt

Tegenwoordige tijd: Ik: ik-vorm 

                                          jij: ik-vorm + t

                                         wij: hele werkwoord

Bij twijfel gebruik het werkwoord lopen. 

Verleden tijd zwakke werkwoorden:

• Enkelvoud: -te / -de
• meervoud: -ten / -den

Bij twijfel gebruik 't ex kofschip. 

Verleden tijd van sterke werkwoorden:

De klank veranderd. Deze werkwoorden moet je leren. 

tt: Jij _____ (verwaarlozen) de vriendschap.

vt: Hij _____ (geloven) in de leugens van jou.

vt: __________ (beantwoorden) jij die e-mail nog een keer.

tt: _______ (verzenden) jij die pakketjes nog?

VT: De vereniging ________(strijden) al jaren voor de rechten van dieren.

Formeel en informeel

Bij formeel taalgebruik...

1. Spreek je de ander aan met u
2. Gebruik je smiley's in de tekst
3. Zeg je Hoi

Wat is informeel taalgebruik?

1. Taal gebruiken die je met je baas spreekt
2. Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
3. Praten op een correcte manier.
4. Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.

Je spreekt iemand aan met 'u'.

Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.

Je noemt diegene bij de voornaam.

Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.

Je taalgebruik is netjes.

Formeel taalgebruik

Informeel taalgebruik