Communicatie les 2




                                                                                                                 Welzijn
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les




                                                                                                                 Welzijn

Slide 1 - Tekstslide

Wat is communicatie?
A
Het gebruiken van taal
B
Het interpreteren van een boodschap
C
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
D
Het begrijpen van een boodschap

Slide 2 - Quizvraag

Het lezen van een informatiebrochure
Intakegesprek met een patient 
Chat in een groepsapp
Eenzijdige communicatie 
Tweezijdige communicatie 
Meerzijdige communicatie 

Slide 3 - Sleepvraag

Communicatie richtingen 
 
  • Eenzijdige communicatie – unilaterale communicatie
  • Tweezijdige communicatie – bilaterale communicatie
  • Meerzijdige communicatie – multilaterale communicatie

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie?

Slide 5 - Open vraag

In de communicatie heb je in de basis 3 kernbegrippen: Zender - boodschap - ontvanger.
Jeroen legt aan Marloes de nieuwe protocollen uit.
Wie/wat is hier de zender, ontvanger, boodschap?

Slide 6 - Open vraag

Noem drie voorbeelden van non-verbale communicatie
A
Lachen, praten en knikken
B
Lachen, boos kijken en lesboek
C
Lachen, boos kijken en oogcontact

Slide 7 - Quizvraag

Verbale communicatie is het communiceren zonder woorden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Noem drie voorbeelden van verbale communicatie
A
Praten, fluisteren en schreeuwen
B
Praten, logboek en e-mail
C
Boos kijken, praten en logboek

Slide 9 - Quizvraag

Het overdragen van informatie gaat vaak via een medium.
Kies uit de lijst de media die kunnen zorgen voor het overdragen van informatie.
A
Folder en krant
B
Televisie en gesprek
C
Whatsapp en e-mail
D
Gebarentaal

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

In de communicatie wordt vaak gesproken over OMA thuislaten. Waar staat deze afkorting voor?
A
oorzaken, manieren en adviezen
B
opnames, moetjes en aanvullingen
C
oplossingen, maatregelen en aanwijzingen
D
oordelen, meningen en aannames of ongevraagde adviezen

Slide 19 - Quizvraag

Een regel in de communicatie is dat je ANNA meeneemt in een goed gesprek. Waar staat de afkorting ANNA voor?
A
Altijd Noemen, Nooit Aanwijzen
B
Altijd Navragen, Niet zomaar Aannemen
C
Altijd Nemen, Niet Afgeven
D
Altijd Nagaan, Niet Afgaan

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk 

Slide 21 - Tekstslide