Samenvatting oefening hoofdstuk 1 t/m 5 Orders verzamelen

Verzamelen Orders


Hoofdstuk 1
Orders
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
OpslagMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verzamelen Orders


Hoofdstuk 1
Orders

Slide 1 - Tekstslide

Orders verwerken

Order = een opdracht van een klant, een bestelling dus.

Op een order staan een ordernummer, NAW-gegevens, aantallen artikelen, artikelomschrijvingen en - code, prijzen en kortingen

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een order?
A
Een bestelling
B
Goederen
C
Verkoopartikelen
D
Een levering

Slide 3 - Quizvraag

Waar voor staat NAW?
A
Naam Adres Waterschap
B
Naam Adres Woonplaats
C
Naam Achternaam Woning
D
Niet Afleveren Woning

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een afroeporder?
A
Moet je heel hard roepen wil je de order krijgen.
B
Order die je plaatst bij de balie
C
Een dringende order
D
Order staat klaar, afnemer geeft seintje als die geleverd moet worden.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een homogene order?
A
Een order die bestaat uit verschillende soorten goederen
B
Een korte termijn order
C
Een order die bestaat uit dezelfde goederen
D
Een order die wordt na geleverd.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een factuur?
A
rekening die de leverancier aan de afnemer betaalt voor de geleverde goederen
B
rekening die de afnemer aan de leverancier betaalt voor de geleverde goederen
C
rekening die de afnemer aan de leverancier betaalt voor de geleverde emballage
D
Een bon die je krijgt nadat je de goederen hebt betaald.

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke orders worden de goederen later geleverd?
A
Backorder, Spoedorder & Afhaalorder
B
Backorder, Afroeporder & Termijnorder
C
Homogene order, Balieorder & Backorder
D
Termijnorder, Afroeporder & Afhaalorder

Slide 8 - Quizvraag

Welke orders worden volgens de algemene/normale procedure verwerkt?
A
Balieorder & Standaardorder
B
Standaard order & Spoedorder
C
Termijnorder & Afhaalorder
D
Standaardorder & Termijnorder

Slide 9 - Quizvraag

Korting die een afnemer kan krijgen bij het bestellen van een grote hoeveelheid artikelen:
A
Bulkkorting
B
Actiekorting
C
Kwantumkorting
D
Gammakorting

Slide 10 - Quizvraag

Aannemersbedrijf Janssen uit Eerbeek heeft 2400 dakpannen besteld voor een nieuwbouwproject in Apeldoorn Zuid. Welke informatie op deze order is het belangrijkst?
A
Adresgegevens, want hij heeft ze op de bouw nodig en niet op het kantoor
B
Prijzen, Als hij kwantumkorting krijgt, krijgt hij meer artikelen dan besteld.
C
Ordernummer, Je moet toch weten om welke order het gaat

Slide 11 - Quizvraag

Hoe noem je de controle die gedaan wordt om te kijken of de klant kan betalen?
A
Orderadministratie
B
Kredietcontrole
C
Orderbevestiging
D
Orderverzamel- documentatie

Slide 12 - Quizvraag

Hoofdgangensysteem
Verzamelen en vullen in hetzelfde gangpad
Tweegangensysteem
Verzamelen en vullen in verschillende gangpaden
Inrichting Magazijn
Vaak gebruikt voor FIFO

Slide 13 - Tekstslide

Zijgangensysteem - Verzamelen en vullen in hetzelfde gangpad(en)
Vaak bij legbordstellingen en kleingoed

Slide 14 - Tekstslide

Een doorrolstelling. Dit zie je vaak bij een tweegangensysteem.
Welke methode van orderverzamelen zie je hier?
A
FIFO
B
LIFO
C
FIFA
D
FOFI

Slide 15 - Quizvraag

Eendimensionaal - niet heffen, wel rijden
Tweedimensionaal - rijden en heffen

Slide 16 - Tekstslide

1. Een niet-heffend transportmiddel is een voorbeeld van eendimensionaal orderverzamelen.
2. Een stapelaar is een voorbeeld van tweedimensionaal orderverzamelen.
A
Alleen 1 is waar
B
Alleen 2 is waar
C
Beide zijn waar
D
Beide zijn niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Statisch orderverzamelen. JIJ loopt naar het product toe.
Dynamisch orderverzamelen. Het product komt naar jou toe.

Slide 18 - Tekstslide

Bij dynamisch orderverzamelen loop of rijd je naar de opslaglocaties van de goederen toe om ze te verzamelen (man-to-goods).
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 19 - Quizvraag

Beide zijn een manier van orderverzamelen waarbij een ordeverzamelaar meerdere orders tegelijk verzamelt.
Batchpicking en Multipicking.

Maar bij welke is elke klantorder in losse onder regels gesplitst en kan je pas als het laatste artikel is verzameld, de klantorders samenstellen?
A
Batchpicking
B
Multipicking

Slide 20 - Quizvraag

Je loopt met jouw magazijnwagen door het magazijn orders te verzamelen. Dit is een vorm van:
A
man-to-goods
B
goods-to-man
C
pick-and-return
D
pick-to-goods

Slide 21 - Quizvraag

KPI; Bereken het percentage nulpicks.
Voorbeeld: 
De logistiek medewerkers hebben 300 orders verzameld. Elke order bevat 6 orderregels.  Per dag wordt er bij 25 orderregels misgegrepen (nulpicks). Een nulpick wordt gerekend als een fout. Ook blijkt dat er per dag 13 orderregels door de logistiek medewerkers verkeerd worden verzameld.

Wat te doen?
Bereken het totaal aantal orderregels door het aantal orders keer het aantal orderregels te doen. 300 x 6 = 1800 orderregels.
Het aantal nulpicks is 25.  

Bereken het percentage nulpicks: Aantal nulpicks delen door het totaal aantal orderregels, maal 100.
25 : 1800 = 0,013888                         0,013888  x 100 = 1,3888                    Dat is afgerond 1,39 %       

Slide 22 - Tekstslide

Gebruik een rekenmachine.
De logistiek medewerkers hebben 550 orders verzameld. Elke order bevat 6 orderregels. Per dag wordt er bij 44 orderregels misgegrepen (nulpicks). Een nulpick wordt gerekend als een fout. Ook blijkt dat er per dag 27 orderregels door de logistiek medewerkers verkeerd worden verzameld. Wat is het percentage fout gepakte orderregels?
A
12,5 %
B
4,9 %
C
2,15 %
D
Ik weet het echt niet, ik ga nu de docent vragen wat ik moet doen.

Slide 23 - Quizvraag

KPI; Bereken het aantal orderregels per gewerkt uur.
Voorbeeld: 
In het magazijn van de Gamma Apeldoorn werken 6 logistieke medewerkers 8 uur per dag. Zij verwerken dagelijks 752 orders. Een gemiddelde orde bestaat uit 4 orderregels. Bereken het totale aantal verzamelde orderregels per gewerkt uur.

Wat te doen?
Bereken het totaal aantal gewerkte uren per dag. Dat is het aantal medewerkers (6) keer het aantal uren (8) per dag.
Dat is:    6 x 8 = 48 uren per dag totaal.
Bereken het aantal orderregels. Er zijn 752 orders met elk 4 orderregels.
Dat is 752 x 4 = 3008 orderregels per dag.
Antwoord: 3008 orderregels delen door het aantal uren is 3008 : 48 =  62,7
Omdat 0,7 geen afgewerkte order is ronden wij die af. Vanaf 5 naar boven, tot 5 naar beneden. 
Het antwoord is 63 orderregels.
Wat je ook kan doen is: Aantal orderregels delen door het aantal werknemers. Dat weer delen door het aantal uren: 
3008 : 6 = 501,33   (orderregels per dag)                   501,33 : 8 = 62,7 (Orderregels per gewerkt uur)

Slide 24 - Tekstslide

Gebruik een rekenmachine.
In het magazijn werken 14 logistieke medewerkers 8 uur per dag. Zij verwerken dagelijks 1550 orders. Een gemiddelde orde bestaat uit 5 orderregels. Bereken het totale aantal verzamelde orderregels per gewerkt uur.
A
69
B
14
C
76
D
Ik weet het echt niet, ik ga nu de docent vragen wat ik moet doen.

Slide 25 - Quizvraag

KPI; Bereken het percentage correct of niet correct verzamelde orderregels.
Voorbeeld: 
De logistiek medewerkers hebben 300 orders verzameld. Elke order bevat 6 orderregels.  Per dag wordt er bij 25 orderregels misgegrepen (nulpicks). Een nulpick wordt gerekend als een fout. Ook blijkt dat er per dag 13 orderregels door de logistiek medewerkers verkeerd worden verzameld.

Wat te doen?
Bereken het totaal aantal orderregels door het aantal orders keer het aantal orderregels te doen. 300 x 6 = 1800 orderregels.
Hoeveel is er niet goed verzameld? Dat zijn de nulpicks plus de verkeerd verzamelde orderregels. 25 + 13 = 38 
Het totaal van 1800 orderregels min het aantal fouten 38 is:  1800 - 38 = 1762 totaal goed gepakte orderregels. 

Bereken het percentage goed gepikte orders: Goed gepakte orderregels delen door het totaal aantal orderregels, maal 100.
1762 : 1800 = 0,97888                      0,97888 x 100 = 97,888               Dat is afgerond 97,89 %
Bereken het percentage fout gepikte orders: Aantal foute orderregels delen door het totaal aantal orderregels, maal 100.
38 : 1800 = 0,021111                          0,021111 x 100 = 2,111                     Dat is afgerond 2,11 %       

Slide 26 - Tekstslide

Gebruik een rekenmachine.

In een magazijn worden dagelijks 800 orders verzameld. Een gemiddelde order bestaat uit 5 orderregels. Per dag wordt er bij 65 orderregels misgegrepen (nulpicks). Daarnaast worden 30 orderregels niet goed verzameld door de logistiek medewerkers. Wat is het percentage nulpicks?
A
6153 %
B
8,13 %
C
2,38 %
D
1,63 %

Slide 27 - Quizvraag

Gebruik een rekenmachine.
In het magazijn werken 32 logistieke medewerkers 8 uur per dag. Zij verwerken dagelijks 3360 orders. Een gemiddelde orde bestaat uit 6 orderregels. Bereken het totale aantal verzamelde orderregels per gewerkt uur.
A
69
B
79
C
13
D
105

Slide 28 - Quizvraag

Tweezijdig
orderverzamelen
Eenzijdig 
orderverzamelen
Plaats de route die de orderverzamelaar loopt bij de juiste beschrijving. 

Slide 29 - Sleepvraag

Welke manier van orderverzamelen zie je op de afbeelding?
A
Scanning
B
Pick-to-light
C
Put-to-light
D
Pick-by-vision

Slide 30 - Quizvraag

Welke manier van orderverzamelen zie je hier?

(Je kan de afbeelding vergroten door erop te klikken)
A
Deelordermethode
B
Sectiemethode
C
Parallel multipicken
D
Batchpicking

Slide 31 - Quizvraag

1. Een niet-heffend transportmiddel is een voorbeeld van eendimensionaal orderverzamelen.
2. Een stapelaar is een voorbeeld van tweedimensionaal orderverzamelen.
A
Alleen 1 is waar
B
Alleen 2 is waar
C
Beide zijn waar
D
Beide zijn niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Orders picken waarbij je in één ronde de producten van meerdere bestellingen tegelijk verzamelt om uiteindelijk de artikelen op klant te sorteren noem je:
A
Sectiemethode
B
Deelordermethode
C
Parallel multipicken
D
Batchpicking

Slide 33 - Quizvraag

Deel van de goederen heeft een vaste opslaglocatie, overige goederen hebben geen vaste opslaglocatie; Welk opslagsysteem is dit?
A
Vastelocatiesysteem
B
Vrijelocatiesysteem
C
Semivrijelocatiesysteem

Slide 34 - Quizvraag

Dit is een:
A
Barcode
B
QR-Code
C
RFID
D
GS1-code

Slide 35 - Quizvraag

Bevat producten die in de fabriek al een bewerking hebben ondergaan, maar waarvoor het productieproces binnen de fabriek nog niet is afgerond.
A
Productiemagazijn
B
Grondstoffenmagazijn
C
Halffabricatenmagazijn
D
Magazijn gereedproduct

Slide 36 - Quizvraag

Routing is de route die de magazijnmedewerker door het magazijn aflegt.
A
Waar
B
Niet Waar

Slide 37 - Quizvraag

Dit is een:
A
Barcode
B
QR-Code
C
RFID
D
GS1-code

Slide 38 - Quizvraag

Is een magazijn van een fabriek waar grondstoffen, onderdelen, componenten, verpakkingsmaterialen tijdelijk worden opgeslagen voordat ze worden gebruikt in de productie:
A
Productiemagazijn
B
Grondstoffenmagazijn
C
Halffabricatenmagazijn
D
Magazijn gereedproduct

Slide 39 - Quizvraag

In dit magazijn liggen alleen grondstoffen opgeslagen die een fabriek voor het productieproces gebruikt:
A
Productiemagazijn
B
Grondstoffenmagazijn
C
Halffabricatenmagazijn
D
Magazijn gereedproduct

Slide 40 - Quizvraag


Hoe heet de voorraad die werkelijk in het magazijn aanwezig is?
A
Technische voorraad
B
Administratieve voorraad
C
Economische voorraad
D
Alle 3 de voorgaande antwoorden zijn goed.

Slide 41 - Quizvraag

Van een artikel liggen 10 colli in het magazijn. Er zijn 5 colli besteld bij de leverancier, maar nog niet geleverd. Een klant heeft een order geplaatst voor 7 colli. Deze moeten volgende week worden geleverd.
Wat is de economische voorraad van dit artikel?
A
10
B
15
C
7
D
8

Slide 42 - Quizvraag

Een overzicht van alle bezittingen, alle schulden en het eigen vermogen van een onderneming noem je:
A
De inventaris
B
Een balans
C
Economische voorraad
D
Opslag

Slide 43 - Quizvraag

is het registreren van ontvangen goederen in de voorraadadministratie.

is het registreren van goederen die een afdeling of magazijn verlaten.
Sleep het woord naar de juiste omschrijving:
Afboeken
Bijboeken

Slide 44 - Sleepvraag

Deze cijfers vormen de:
A
Barcode
B
QR-Code
C
RFID
D
GS1-code

Slide 45 - Quizvraag

We moeten gaan bestellen! De veiligheidsvoorraad en minimumvooraad samen heet het:
A
Bestellen maar
B
Bestelniveau
C
Laag Niveau
D
Bestelfrequentie

Slide 46 - Quizvraag

Het bestelniveau is het voorraad niveau waarbij een bedrijf een bestelling moet plaatsen. Wat is de voorraadgrootte waarbij bepaalde artikelen bijbesteld moeten worden?
A
Maximumvoorraad
B
Minimumvoorraad
C
Veiligheidsvoorraad
D
IJzeren voorraad

Slide 47 - Quizvraag

Sommige goederen, vaak zeldzame grondstoffen, zijn moeilijk of niet altijd verkrijgbaar. Bedrijven die afhankelijk zijn van deze goederen leggen vaak een ........... aan
A
Veiligheidsvoorraad
B
Incourante voorraad
C
Strategische voorraad
D
Voorraad overschot

Slide 48 - Quizvraag