3.1 Komma's

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Je leert
wanneer en waarom je een komma in een zin plaatst

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

waar moet de komma?
A
Ik hou van chocolade, dropjes, spekjes en koekjes.
B
Ik hou van chocolade dropjes spekjes en koekjes.
C
Ik hou van chocolade , dropjes, spekjes, en koekjes.
D
Ik hou van chocolade , dropjes spekjes en koekjes.

Slide 8 - Quizvraag

Waar moet de komma?
A
Ik rijd hard want ik heb haast.
B
Ik rijd hard, want ik heb haast.
C
Ik rijd hard want, ik heb haast.

Slide 9 - Quizvraag

Waar moet de komma?
A
Piet, hoe oud ben jij?
B
Piet hoe oud, ben jij?
C
Piet hoe, oud ben jij?
D
Hier hoeft geen komma

Slide 10 - Quizvraag

waar moet de komma?
A
Toen ze thuis kwam, zag ze dat de lamp al brandde.
B
Toen ze thuis kwam zag ze dat de lamp al brandde.

Slide 11 - Quizvraag

Zoek de fout...

Slide 12 - Tekstslide

Je leerde
wanneer en waarom je een komma in een zin plaatst

en kunt nu 3.1B maken. Extra oefenen kun je met 3.1H

Slide 13 - Tekstslide

Was alles duidelijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Wat zou je nog willen vragen/opmerken?

Slide 15 - Open vraag