2HV - les 7 onreg ww, escribir, hablar, trabaj online

Programa
1. Controlar los deberes
2. Repaso verbos irregulares
3. Destrezas: Escribir
4. Destrezas: Hablar
5. MO
6. Trabajar online
7. Los deberes
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Programa
1. Controlar los deberes
2. Repaso verbos irregulares
3. Destrezas: Escribir
4. Destrezas: Hablar
5. MO
6. Trabajar online
7. Los deberes

Slide 1 - Tekstslide

Controlamos los deberes
Voca Unidad 7 blz 109 NL-SP
1-60

Slide 2 - Tekstslide

Destrezas: Escribir


Escribir
Blz 79, ej 6

Slide 3 - Tekstslide

Destrezas: hablar

Hablar
Blz 79, ej 7

Slide 4 - Tekstslide

Repaso de los verbos irregulares
Schrijf op wat je nog weet over de 4 groepen onregelmatige werkwoorden (in duo's).
Grupo 1
Grupo 2
Grupo 3
Grupo 4
d





Slide 5 - Tekstslide

Cerrar
Ken je al
Nieuw

Slide 6 - Tekstslide

Verbos irregulares
Salir
Volver
Yo
Salgo
Vuelvo
Sales
Vuelves
Él/ Ella/ Ud.
Sale
Vuelve
Nosotros
Salimos
Volvimos
Vosotros
Salís
Volvís
Ellos/ Ellas/ Uds.
Salen
Vuelven

Slide 7 - Tekstslide

Ejercicio SALIR y VOLVER
1. Yo _____ temprano de la universidad. (volver o>ue)
2. Ella _____ a caminar todas las mañanas. (salir)
3. ¿Cuándo _____ tú a casa? (volver o>ue)
4. Nosotros siempre _____ tarde los fines de semana. (salir)
5. Ustedes nunca _____ de vacaciones. (salir)
6. Él siempre _____ tarde del trabajo. (volver o>ue)
7. ¿Quién _____ primero en la carrera? (salir)
8. Ellas _____ de compras todos los sábados. (salir)

Slide 8 - Tekstslide

Respuestas
1. Yo VUELVO temprano de la universidad. 
2. Ella SALE a caminar todas las mañanas.
3. ¿Cuándo VUELVES tú a casa?
4. Nosotros siempre SALIMOS tarde los fines de semana.
5. Ustedes nunca SALEN de vacaciones.
6. Él siempre VUELVE tarde del trabajo.
7. ¿Quién SALE primero en la carrera?
8. Ellas SALEN de compras todos los sábados.

Slide 9 - Tekstslide

Unidad 6: A dónde vas?

1: Waar is de bioscoop? 
2: De bioscoop is aan de rechterkant van de supermarkt. 
1: Waar is het treinstation? 
2: Het treinstation is voor het hotel. 
1: Waar is het museum? 
2: Het museum is aan de linkerkant van het restaurant. 
1: Waar is het park? 
2: Het park is achter het grote gebouw.



1: Waar pak je de trein? 
2: Ik pak de trein op het treinstation. 
1: Waar koop je boeken? 
2: Ik koop boeken in de boekwinkel. 
1: Waar sport je? 2: Ik sport bij ... 
1: Waar koop je voedsel? 
2: Ik koop voedsel in de supermarkt. 
1: Waar ga je heen om films te zien? 
2: Ik ga naar de bioscoop.

Slide 10 - Tekstslide

Trabajamos ONLINE

1. Ga naar de LEERMIDDELEN in magister

2. Ga naar compañeros 

3. Klik aan: compañeros huiswerk

4. Klik aan: H7

5. Klik aan: 7.2 gram

6. Maak: alle opdrachten

Slide 11 - Tekstslide

Deberes
Voca Unidad 7 blz 107 NL-SP
1-70

Slide 12 - Tekstslide